|
|
| Fahrenheit | Fahrenheit was vroeger de meest gebruikelijke temperatuuraanduiding. In Nederland zeker tot de jaren vijftig en nu nog steeds in Engelstalig gebied. Een zomers temperatuurtje van 68ºF (20ºC) was aangenaam en bij 18ºF (-7.78ºC) kon je schaatsen. Iedereen wist wat dat inhield. Wij niet meer. Hoe reken je ook weer om? Kijk bij temperatuurschaal. |
| Fanaal | Fanaal is een oude uitdrukking voor een vuurbaken, kust-, sein-, of scheepslicht. |
| Farrie |
De farrie was een Groningse snik voor passagiersvervoer die als trekschuit met een
jaagpaard regelmatige "snikkediensten" onderhield. Farries hadden een lang
hoge kajuit met grote patrijspoorten (ronde ruiten). De jaaglijn liep vanaf
een jaagstok of vanaf een jaagmast. Wanneer de dienst over ruim water ging,
hadden ze zwaarden en een zeiltuig.
|
| Feeders |
Feeder schepen of feeders, niet te verwarren met
feadships, zijn middelgrote zeegaande containerschepen met
een capaciteit van 1000 tot
5300 TEU. De Feeders verzamelen vanuit verschillende havens kleinere
partijen containers en transporteren die naar containerterminals waar ze
grotere containerschepen (tot zelfs 19.000 TEU) "voeden", maar soms ook
direct via vrachtwagen of spoor naar hun eindbestemming gaan. De benaming heeft een nare bijsmaak. Een feeder is ook iemand (eigenlijk altijd een man) die een relatie heeft met een zwaarlijvige vrouw. Hij raakt seksueel opgewonden om haar nog dikker te maken en te zien eten. Een feeder stelt zichzelf ten doel zijn partner in gewicht te laten toenemen. Soms tot honderden kilo's en meestal in overleg, waardoor normaal bewegen niet meer mogelijk is. De feeder vertelt de partner hoe mooi hij haar vindt en maakt vet en calorierijk voedsel voor haar klaar om opgewonden te worden als hij haar ziet eten. |
Feestdagen![]() |
In de wateralmanak deel 2 van de ANWB wordt voor de bedieningstijden van
bruggen en sluizen de term "Geen bediening op zon- en feestdagen" gebruikt. Het
begrip feestdag is echter niet voor iedereen duidelijk. Welke dagen zijn feestdagen? De
volgende dagen worden als zodanig aangemerkt. - Nieuwjaarsdag, - 2e paasdag, - Hemelvaartsdag, - 2e pinksterdag, - beide kerstdagen. Op Goede Vrijdag, Bevrijdingsdag (5 mei) en Koningsdag (27 april) wordt normaal volgens het schema van die dag bediend. In afwijkende gevallen wordt de speciale regeling vermeld. Verwant: natievlag. |
| Fender of Stootwil
|
In de pleziervaart is fender een ander woord voor stootkussen of stootwil: "[willen]: Stucken van oude kabels, die
men buitewaerts tegen de zijde van het schip hangt, om quetzinge voor te komen".
De willen werden ook wel schuttouw genoemd. De oude benamingen voor een
stootkussen was: Poddingzak of wrijfworst.
Oud gezagvoerder C.Maas sprak in 1915 over kurkenvinder, een
zeildoeken zak stijf gevuld met kurk. Zou uit de benaming vinder het
Engelse Fender zijn ontstaan? De Friezen spraken over een wriuwbongel (gevlochten langwerpig samengeknoopt touw als stootwil) en kwarksek (een ronde stootwil van gevlochten touw rondom kurk). Bron: Leeuwarder Courant. In de beroepsvaart zal men met fender over het algemeen de horizontale beschermrand van touw, rubber of kunststof bedoelen aan voor- en achtersteven van b.v. sleepboten, maar ook langs steigers en aan berghouten. In de zeevaart wordt wel gebruik gemaakt van Yokohama pneumatische fenders. Yokohama is sinds 1958 een merknaam of zoals de site zegt: YOKOHAMA is one of the world’s leading tyre manufacturers as well as a producer of world-class floating pneumatic fenders and marine hoses.
In de pleziervaart zijn luchtgevulde stootwillen gebruikelijk.
De lengte moet ongeveer een half tot tweederde van de hoogte van het vrijboord
zijn. |
| Ferrietuig |
Een spriettuig heeft het bezwaar dat het zeil over één boeg altijd tegen de spriet hangt en daarmee de bolling tegenhoudt. Het ferriezeil is op een andere wijze aan de spriet bevestigd waardoor het zeil bij overstag gaan over de spriet gehaald kan worden, wat overigens bij korte kruisrakken vanwege de bewerkelijkheid niet gedaan werd. Ferrietuig werd in de tijd van Groenewegen geschreven als ferrytuig en in de 19e eeuw als ferrijtuig. |
| Fiets aan boord | Zie vouwfiets en fietsendrager. |
| Films/video's | Collega Pieter Klein van Binnenvaarttaal maakte een lijst van scheepvaartfilms die op het kustvaartforum
zijn verschenen. Vanwege de vele "not founds" is de lijst inmiddels [2020] verwijderd. |
| Filter | Zie brandstoffilter (dieselbacterie), waterafscheider en wierpot. |
| Fishfinder | Echolood waarmee onder/voor de boot naar vis gezocht kan worden, tevens dieptemeter. |
| Fittingen | In het 12/24V boordnet worden voor verlichting alle denkbare lampfittingen
gebruikt. Thuis zijn we gewend aan de grote- (E27) en kleine schroefdraadfitting (E14) voor gloeilampen, spaarlampen en ledlampen. De E staat niet voor Europa, maar voor Edison. Daarnaast de zeer fragiele en steeds minder toegepaste twee pens (bi-pin) G4 steeklamp voor halogeenverlichting. Voor aan boord ligt dat anders. Zeker bij oude schepen is een zeer grote verscheidenheid aan schroef-, steek-, klem- en bajonetfittingen voorhanden. Om enige duidelijkheid (nou ja) te scheppen volgen hier de meest voorkomende coderingen. Halogeen in verlichting: bajonet Ba en twee pens (bipin) steeklamp G4 = twee pinnen met 4 mm afstand. Halogeen in schijnwerpers: twee pens G6 = twee pinnen met 6 mm afstand , platte stekerpen PK, ronde stekerpen P en buis R7s. Koudspiegel: twee pens GZ en GX. Buis: verschillende lengtes in klemfitting S8,5 PLS (spaar) in twee pens G23 en vier pens 2G7 Google wanneer je het duizelt. De E codering van de meest gebruikte schroeflampvoeten in vergelijking met de B codering van bajonetlampvoeten.
|
Flamberen![]() |
In scheepvaarttermen is flamberen het in konvooivaart berispen van een schip dat zich niet op zijn post bevindt of van de bevelen van de konvooileider afwijkt. Van Lennep spreekt in 1856 al over "een sein en een schot als bewijs van ontevredenheid". |
| Flankroer |
Een inmiddels vrijwel achterhaald roer dat menig
pleziervaarder op het eerste oog best gewild zou
hebben. Een flank- of flankingroer werd wel toegepast bij duw- en sleepboten als extra roer vóór
de schroef om de zaak bij achteruitslaan bestuurbaar te houden. Werkt het best als de
schroef in een tunnel is geplaatst, waardoor het schroefwater
achteruitslaand optimaal langs het flankingroer
wordt geleid. Naast betere bestuurbaarheid van de achteruitvarende boot
kan vooruitvarend, vooral met stroom mee, bij afstoppen (achteruitslaan) de boot beter
in gareel gehouden worden. Het flankroer bestaat uit twee bladen naast de schroefas en was
soms intrekbaar. Met het huidig gebruik van boegschroeven en
azipods is het
flankroer overbodig geworden. Het systeem is bij mijn weten nimmer in de pleziervaart toegepast omdat een aparte stuurinrichting nodig
is. afb: marinelink.com. |
Flapkan![]() |
Drinkkan met deksel. De inhoud was een mengel = 2 pinten = 1,2
liter, maar ook wel als 10 mutsjes = 1,5 liter. Schepelingen kregen een flapkan
bier per dag om "het voedsel te verteren en diende wel gehopt en in de lente of
grasmaand te zijn gebrouwen" [NW 415]. Dit
standaardrantsoen verdween in de loop van de 17e eeuw omdat het ouderwets gebrouwen bier
op lange reizen niet houdbaar was. Op korte reizen naar de Noord- en Oostzee bleef bier
wel dé scheepsdrank. Verwant: bottelier, victualiën, zeemansvoeding. |
| Flaproer | Flaproer of flapped rudder. Zie Becker roer. |
| Flexibele koppeling | Een flexibele koppeling, ook wel elastische koppeling genoemd, zorgt voor een trillingdempende verbinding tussen schroefas en aandrijving. Ondanks de aanduiding flexibel betreft het een starre verbinding, d.w.z. schroefas en motor + keerkoppeling moeten "in lijn" staan. Nagenoeg in lijn staan, want bij moderne flex-koppelingen is een uitlijnfout tot 2° mogelijk. Deze tolerantie is bedoeld om het inklinken van het rubber van de motorsteunen (trillingsdempers) op te vangen. De meeste fabrikanten leveren flexibele koppelingen die door een ingebouwde stuwdrukdemper de stuwkracht met gedempte axiale trillingen op motor en steunen kunnen overbrengen. Wanneer de motoropstelling dit niet kan verdragen, dient een afzonderlijk stuwdruklager te worden toegepast. Verwant uitlijnen, homokineet. |
| Flottielje | Flottielje wordt gebruikt om een groter verband van oorlogsschepen aan te duiden. Dit in tegenstelling tot een smaldeel of eskader. Een flottielje bestaat uit meerdere divisies (groep van gelijksoortige lichte oorlogsschepen) met benodigde ondersteuning als vlaggenschepen en tankers. Het kan een administratieve aanduiding zijn, maar ook een tactische. Een verzameling schepen bij zeil- en historische evenementen wordt ook wel flottielje genoemd. De oorsprong van het woord lijkt uit het Spaanse flotilla te komen als verkleinwoord van flota (vloot). |
| Fluitlicht | De meer gangbare naam voor het geel helder rondom schijnend licht dat een groot motorschip gelijktijdig met een geluidssein moet tonen. Art 4.01 lid 2 BPR. |
| Fluitschip |
Fluitschip (oude naam gading of gaing), smal karveelgebouwd middeleeuws koopvaardijschip, met rond achterschip, platte bodem en meestal drie masten. Volgens de meeste publicaties ontstaan in Hoorn omstreeks 1595. |
| Flyshooter | Een flyshooter is een vissersschip dat vist met een techniek die gebaseerd is op de snurrevaad visserij. Het schip zet met behulp van lange dikke lijnen een net uit. Het grote verschil is dat met het flyshooten het schip in beweging is in tegenstelling tot de snurrevaad. Ook bij deze methode vindt de vangst overdag plaats en zorgen de lange lijnen voor het opschrikken van de vis en doen deze bij het inhalen in het net belanden. Een nadeel bij deze techniek is dat er ook kleinere soorten en jong spul wordt gevangen. Dit komt omdat de vangst met relatief kleine mazen plaats vindt. Het grote voordeel is dat kwalitatief gezien de vangst hoogwaardig is. Er wordt hoofdzakelijk op makreel, rode poon en mul gevist. Bron o.a: visenseizoen. |
| Foiling |
Een foiling boot "vliegt" over het water. Bij een snelheid van boven
12km/u verheft de waterverplaatsende boot zich op vinnen uit die zgn.
Archimedes-stand om zo'n 40 cm boven water over te gaan in foiling-stand
waarbij hoge snelheden bereikt kunnen worden. Het in 2018 opgerichte Amerikaanse bedrijf Boundery Layer Technologies uit San Francisco ontwikkelde twee zeegaande zero-emissions hydrofoil schepen die veel hoger uit het water komen en een kruissnelheid van 40 knopen hebben. Het gaat om de Electra, een elektrische veerboot voor 150 passagiers met een bereik van 100 zeemijlen en de Argo, een waterstof aangedreven vrachtboot met een laadcapaciteit van 20 TEU of 200 ton met een bereik van 7000 zeemijlen. De vloeibare waterstof wordt bij een temperatuur van 252 graden onder nul in grote tanks benedendeks opgeslagen. Het is de bedoeling dat de schepen eind 2024 in de vaart komen. Op langere termijn zijn er plannen voor dit soort emissieloze draagvleugelschepen met meer capaciteit en groter bereik. Verwant: aquaskipper, hydrofoil, Franse watertaxi en snelheidsrecord uit 1919 |
Fok![]() |
De fok is het driehoekig zeil aan de voorstag of fokkestag van een zeilschip. Het zeil is zo gesneden dat het net voorbij de mast komt, maar toch een spleet openlaat naar het grootzeil. De fok dient niet alleen om meer wind te vangen, maar vooral als hulpmiddel bij het wenden en laveren. De fokkeloet (oude naam: ganzenvleugel) is het rondhout waarmee de fok op een voor-de-windse koers wordt uitgehouden [te loevert gezet], waarbij het ene uiteinde tegen de mast, en het andere in de schoothoek [onderhoek] van de fok steunt. De touwleuver, het oog op die plek voor de fokkeschoten, werd mot genoemd. Een bolgesneden brede en zeer grote fok, die wel op een voordewindse koers met weinig of matige wind wordt gebruikt, heet halfwinder. Op vierkantgetuigde schepen is de fok het onderste razeil aan de voormast. Verwant: genua, spinnaker. |
| Fokkeboom | Het rondhout bij de onderkant van de fok (het voorzeil), dat het mogelijk maakt dat de fok bij het overstag gaan vanzelf naar de andere kant, het andere boord, over gaat. |
| Fokkeloet | De fokkeloet of fokkestutter is het rondhout om voor de wind varend de fok zo ver mogelijk te loevert (loefzijde) uit te zetten, zodat de fok zoveel mogelijk wind vangt en goed blijft staan. De fokkeloet wordt in een oog in de schoothoek van de fok gestoken. De andere kant steunt met een klauw, een lummel of een potje tegen de mast. |
| Foksel |
|
| Foksies | Korte eindjes van schiemansgaren die uit garens van oud touwwerk tot servings tegen schavielen worden geslagen. Een bepaald soort borstelachtig bindsel van korte stukjes henneptouw noemde men "duizendpoot" [LgZ]. |
| Franse paardelijn | Een Franse paardelijn was een laatste redmiddel. Het was een lijn die tijdens aktie buitenboord werd gehangen om hen die gedurende gevecht in het water terecht waren gekomen een kans te geven weer aan boord te klauteren. De methode wordt ook wel gebruikt door solo(zee)zeilers als werkelijk laatste redmiddel indien ze onvoorbereid over boord zouden vallen. Het liefst een lijn die net als een valreep voorzien is van knopen [LtzB]. Waarom die lijn "Franse" paardelijn heet is niet bekend. Wellicht heeft het te maken met de uitdrukking "Met de Franse slag". De Franse slag was/is bij paardrijden een zwierige losse slag met een lange zweep die alleen voor uiterlijk vertoon dient. De Fransen zelf noemen het een travail d'arabe. In overdrachtelijke zin: het leveren van halfslachtig werk. |
| Fregat |
Fregat is de benaming voor een driemast volschip, aan het eind van de Middeleeuwen ontwikkeld als half koopvaarder half oorlogsschip sterk gelijkend op een pinas, echter met een verder overhangend achterschip. Vóór die tijd was het de benaming voor grote open Portugese oorlogsbodems die door zeilen of riemen werden voortbewogen. |
| Fries
jacht |
Fries jacht wordt gebruikt als benaming voor een in de tweede helft van de 19e eeuw ontstaan open rond zeilvaartuig, in grootte en vorm tussen tjotter en boeier. De benaming kan verwarring opleveren, want "Fries jacht" werd waarschijnlijk vóór die tijd ook gebruikt voor boeiers en tjotters zelf. |
| Friese
tjalk |
De echte Friesche tjalk (dus niet het skûtsje), onderscheidt zich van niet Friese tjalken (b.v. Hollandse en Groninger tjalken) door een rondere vorm en slanker aanzicht. Dit komt door de gestrektere lijnen, een wat meer voorover vallende steven en een smaller toelopend boeisel op de boeg. |
Froudegetal![]() |
William Froude was een hydrodynamicus en scheepsbouwkundige
uit de 19e eeuw
[1810 - 1879]. Hij hield zich o.m. bezig met scheepsbewegingen onder invloed van golven. Hij
bestudeerde daarbij o.a. huidwrijving als dempingsmechanisme en
maakte gebruik van gelijkvormigheid van zijn modellen. Hij kwam tot wat nu
bekend staat als het
Getal van Froude. Als een schip even snel vaart als de
natuurlijke golfsnelheid heeft het een Froudegetal van 1. Vaart het langzamer dan heeft het een
getal tussen 0 en 1. Waterverplaatsende schepen hebben een getal onder de 1.
De boeggolf loopt voor het schip uit en geeft weinig weerstand. Bij Froudegetal
1 blijft de boeggolf voor de steven hangen, hoopt zich op en geeft veel
weerstand. Bij snelheden
boven 1 gaat het schip "over de boeggolf", ook wel planeergrens
genoemd omdat een "speedboot" dan in
plané kan komen. Rond 1870 was hij de
eerste die de Royal Navy overtuigde een sleeptank te bouwen om verdere proeven
met schaalmodellen te doen. In ons computertijdperk blijken die
sleeptanks nog steeds onmisbaar. Vaarproeven in het Laboratorium voor
Scheepshydromechanica in Delft geven praktijkinformatie die tot op
heden in computersimulatie niet te realiseren is. Eerste bron: Schuttevaer 28 nov 2015. |
| Fuik |
Een fuik is een rond gebreid visnet dat aan een paar (meestal drie)
hoepels van telkens kleinere middellijn wordt gespannen en eindigt in een
dichtgesnoerd kegelvormig deel waarin dierlijk afval is gelegd. Binnen de fuik bevinden zich trechtervormige
netten (keel, inkel of inkeling) die het terugzwemmen van de vis beletten.
|
| Fuikwanden | Bij de aanleggelegenheid van een pontveer met koplading lopen de wanden
met sterke, soms verende, stootbalken net als bij de vleugels van een fuik steeds dichter naar elkaar.
Bij slecht weer of een pontbaas met een kater kon de pont soms stuiterend
binnenkomen. Aan boord werd je dan heen en weer geschud en moest je je fiets
goed vasthouden :-). De fuikwandmethode is min of meer terug te vinden bij het remmingwerk
(geleidingshoofd) dat de toegang tot een sluis of ander kunstwerk vormt.
|
| Funnel | Funnel is het gangbare Engelse woord voor trechter of in algemene zin de duiding voor een smalle doorgang. In de zeevaart vanaf het stoomvaart tijdperk ingeburgerd als benaming voor een schoorsteenpijp en/of luchtkoker. De kenmerkende blauwe schoorsteenpijpen met zwarte bovenkant van het Engelse scheepvaartbedrijf "A. Holt & Co" (Alfred Holt and Company) zorgde dat de rederij meer bekend werd onder de naam Blue Funnel Line. De schepen van de Hollandse dochteronderneming "Nederlandsche Stoomvaart Maatschappij Oceaan" (NSMO) werden blauwpijpers genoemd. |
| FZP | FZP (Fries Zomer Peil) is een niveau- of referentievlak ten opzichte waarvan waterhoogten (in Friesland) kunnen worden uitgedrukt. Het ligt op NAP-66cm. Zie ook LLWS en LAT. |
Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.