|
|
|
Ra |
De ra's zijn de rondhouten op een vierkantgetuigd schip, waaraan de zeilen worden gevoerd. De ra's zijn beweegbaar of vast aan de voorkant van de mast bevestigd. Beweegbare ra's worden met een eind tuigketting, de borgketting, iets hoger dan de ra met een band (bengel) of beugel om de mast vastgehouden. Men onderscheidt onderra's en marsera's (bovenra's). In de 17e eeuw kende men ree of roe(de). Men sprak b.v. over een begijn-ree en een bezaans-roede. Bij gevechtshandelingen gingen de "raas in ketting": ... en men de groote Fokke-Raas met yseren Kettingen, boven onder de Mars of Mastkorf vastmaakt, op dat zy door den Vyand niet zoo ligt van boven neder kan geschooten worden [NvW]. Verwant: begijn, bezaan, brassen, kaaien, paarden, want. |
Raai | Zie kilometerraai. |
Raamrubber vervangen |
Het
vervangen van raamrubbers is een handigheid. De een zal er altijd problemen mee hebben,
voor de ander is het een fluitje van een cent. Ikzelf was er nooit handig in en ben
inmiddels, ook om van de eeuwige zwarte strepen af te zijn, overgegaan op aluminium. Er zijn ruwweg twee methoden. 1. Rubber rond het glas en dan het geheel plaatsen. (met helper) 2. Rubber in de sponning en daarna het glas plaatsen. (e.v.t. zonder helper) Methode 1. Breng het rubber met de uiteinden naar boven om het glas aan, e.v.t. met tape vastzetten. Leg een touwtje rondom in de buitenste sleuf van het rubber en smeer sleuf en randen van de sponning in met afwasmiddel of nog beter vaseline. Glas met rubber kan nu met de onderkant vanaf de buitenzijde in de sponning gezet worden. Er moet met kracht gedrukt worden terwijl een helper aan de binnenzijde het touwtje rondom eruit trekt. Als het goed gaat springt het rubber over de rand op z'n plek. Let goed op dat tijdens deze operatie het glas goed recht staat en geen overdreven kracht wordt gebruikt waardoor het raam naar binnen wordt gedrukt en het hele verhaal overnieuw kan beginnen. Bij moeilijke stukken voorzichtig met een rubber hamer kloppen. Als de touwmethode niet lukt kunnen de randen ook met een kunststof- of houten spatel stukje voor stukje omgewerkt worden. Voor het aanbrengen van de pees is een pezentrekker (pees-spie trekker) nodig die vaak in bruikleen wordt gegeven door de leverancier. Gebruik ook hier afwasmiddel of vaseline. Snijd de pees pas op lengte als hij er bijna helemaal inzit en zorg dat de uiteinden niet samenvallen met die van het rubber. Methode 2. Breng het rubber met de uiteinden naar boven in de sponning aan, e.v.t. met tape vastzetten. Smeer de binnengleuf in met afwasmiddel of vaseline. Plaats het glas vanaf de buitenzijde met een onderhoek in het rubber en houdt het zonder kracht op zijn plek. Werk het rubber met een kunststof- of houten spatel van onder af voorzichtig stukje voor stukje om het glas. Soms kan een heel stuk "geritst" worden. Met een helper is het gemakkelijker, die kan bij lastige stukken vanaf de binnenzijde werken. Verwant: aluminium ramen, condensvrije kunststoframen en soepel houden van rubber. |
Radar |
Radar is een samentrekking van RAdio Detection And Ranging. Met een ronddraaiende antenne wordt snel na elkaar steeds een bundel elektromagnetische golven van een zeer hoge frequentie (9300 Mhz) uitgezonden. Voorwerpen, die in de bundel komen, reflecteren de golven naar de antenne die gekoppeld is aan een radarontvanger welke de tijd die de (zwakke) echo nodig heeft verwerkt tot een afstand en het voorwerp zichtbaar maakt. Op het beeldscherm is de antennepositie (het eigen schip) het middelpunt en wordt de bundel als een ronddraaiende streep geprojecteerd, enigszins vergelijkbaar met een ronddraaiend zoeklicht. Telkens als de streep (sweep) hetzelfde punt passeert wordt betreffende echo vernieuwd. Op die manier is de richting van een bewegend voorwerp te bepalen. Ook de snelheid, maar dat vergt zeer veel ervaring. Voor gebruik op binnenwater is alleen zeer dure professionele apparatuur welke ook voorwerpen op korte afstand reflecteert geschikt. Voor de pleziervaart bestaat weliswaar een "goedkopere" jachtenradar, maar deze is veel te grofmazig en kan/mag alleen op zee en ruim water (IJsselmeer, Oosterschelde e.d.) gebruikt worden. Het watersportverbond vindt dan ook dat radar voor pleziervaartuigen op binnenwater - tot nu toe - onder de categorie leuke toeters en bellen valt. Voor wie bereid is zo'n 10.000 euro neer te tellen is er wellicht hoop. Alphatron Marine levert een geïntegreerd totaalpakket dat gebruik maakt van navigatiesoftware van het Amerikaanse Nobeltec. De radar is verbonden met een digitaal kaartsysteem op een laptop waar beide beelden over elkaar worden geprojecteerd. De gebruiker zal nog steeds een radardiploma moeten halen, maar krijgt dan een perfecte visualisatie van zijn/haar positie met omringende scheepvaart. Voorlopig [2006] alleen te combineren met zeekaarten. Afwachten dus of de prijs van een combinatie binnenvaartradar en -kaarten hetzelfde is... |
Radaropleiding | Er zijn maar weinig mogelijkheden voor de pleziervaarder. De schipper werd attent gemaakt op twee opleidingen. Het gaat om onze zuiderbuur NaviClass met een driedaagse theorie- en praktijkopleiding op een varend binnenschip op de Schelde en in Nederland om de praktijkgerichte radarcursus voor watersporters van Peters Marine Consultancy. Bij PMC is zelfs privé-les op eigen boot met radar mogelijk. |
Radar reflector |
De reflectie
van een klein stalen motor- of zeiljacht op het radarscherm is slecht en niet goed
herkenbaar. De meeste plezierjachten zijn daarvoor niet hoog genoeg. Een polyester schip
geeft zelfs nagenoeg geen reflectie. Daarom is op een aantal drukke vaarwegen bij slecht
zicht een radarreflector verplicht. Het betreft hier de Zuidhollandse en Zeeuwse wateren en de zeehavens en hun verbindingen naar zee, b.v. Amsterdam, Rotterdam en Delfzijl. Op de Westerschelde geldt de verplichting ook bij goed zicht. Bij slecht zicht is een reflector op andere wateren natuurlijk ook geen luxe. Wat is een goede reflector? Een Engels onderzoek geeft aan dat de beste werking valt te verwachten van een nieuwe generatie actieve elektronische reflectoren. De pittige investering van zo'n 1000 euro wordt in ieder geval voor zeegaande jachten aangeraden. Voor de toervaart op binnenwater kon je tot pakweg 2005 "blindvaren" op een goedgekeurde passieve reflector met het oranje stickertje van de scheepvaartinspectie. Kennelijk vond de inspectie die reflectoren toch niet zo goed, want het stickertje is verdwenen. In plaats daarvan schermen leveranciers nu met goedgekeurd door IOR en RORC. (IOR = International Offshore Rule. RORC = Royal Ocean Racing Club). Voorwaarde voor een redelijke werking is een grootte van minimaal 31x31x31 cm (de gekende achtkantige) en een minimum hoogte van 4 meter boven het water. Zorg er tevens voor dat hij zo stabiel mogelijk hangt (of staat) en niet voortdurend heen en weer slingert. Je zult je wellicht afvragen waarom een passieve reflector zo'n "ingewikkelde" vorm heeft. Dat is om de radarbundel naar de bron te reflecteren en niet in een andere richting. De reflectorvlakken maken allen een hoek met elkaar van 90º, hetgeen betekent dat het signaal altijd recht wordt teruggekaatst. De radarbundel gedraagt zich als een lichtbundel. Wanneer je de moeite zou nemen zo'n reflector na te maken van spiegeltjes en daar met een zaklantaarn op te schijnen zou je zien dat de lichtstraal altijd naar jou wordt weerkaatst, iets dat je met een enkelvoudig spiegeltje alleen maar lukt als je er recht voor staat. Er zijn ook duurdere passieve reflectoren in de handel als "Tri-lens", "Echomax 230" en "Firdell Blipper". Ze werken met meerdere lenzen in een fraaie behuizing. Toch is het resultaat op één uitzondering na niet beter dan het goedkope "achtkantje". De goede uitzondering is het grootste type Tri-lens (de 12 inch versie). Deze reflector geeft een sterke echo onder elke hellingshoek en komt in voornoemd Engels onderzoek en in een test van de Waterkampioen als beste uit de bus. Kost een paar centen (rond 260 euro), maar dan heb je ook wat. Voor het regelmatig varen op op vaarwegen met beroepsvaart is deze duurdere aanschaf aan te bevelen. Je kan immers overal overvallen worden door mist of ander slecht zicht. Neem geen loopje met veiligheid. |
Rak | Rechte zeiltrajecten worden een rak genoemd. Voor-de-winds rak en kruisrak zijn aanduidingen voor trajecten van de wind en in de wind. De termen worden hoofdzakelijk in de wedstrijdsport gebezigd, want bij gewoon toerzeilen wordt meestal alleen een kruisrak bedoeld (rak van ongemak). "Rak" is eigenlijk de benaming voor een recht stuk waterweg tussen twee bochten, boeien of andere wateren. Een ent zees of wegs tussen het ene land of hoofd en het andere land. De betekenis is terug te vinden in namen als Damrak, Volkerak en Langerak. Het is echter ook de benaming voor de verbinding tussen ra of gaffel met de mast, waaruit weer samenstellingen zijn voortgekomen als rakband, rakbandleertje, rakbindsel, rakbolletje, rakeind en rakkloot. |
Rakbanden | De van kloten (kralen) voorziene lijn die het zeil aan de mast houdt |
Rantsoenhout | Een vergeten woord. Het zou een verbastering zijn van "rands
om", de randen die de vorm van het achterschip bepalen. Het rantsoenhout was het
achterste spant van een houten scheepsromp, waartegen de hekbalk werd bevestigd. Het spant
werd naar boven verlengd met windveren of windvriezen. Hiermee werd zowel de breedte als de vorm van het
achterschip (de billen) bepaald
|
Ravallen | Zie straffen aan boord. |
Reaal van Aghten
|
De Reaal van Aghten was een Spaanse zilveren munt (Spaanse mat) die al werd
ingevoerd door Peter I van Castilië en León (1350-1369) en waarbij onder
Karel V (1506-1555) ca. 1535 de denominatie van 8 realen (real de a ocho, ca.
27 g, 0,930)
in het Nederlands: reaal van aghten werd ingevoerd, welke
ongeveer overeenkwam met de Duitse daalder. De reaal van achten wordt ook
wel peso of Spaanse mat genoemd. In de Nederlanden werd met reaal steeds
Spaans geld in de coupures 1 t/m 8 reaal bedoeld
met een
waarde van ongeveer veertig stuivers. De reaal was gedurende de 17e en 18e
eeuw de voornaamste munt in het Aziatische handelsverkeer en op verzoek van
de Verenigde Amsterdamse Compagnie (VAC) zijn in 1601 te Dordrecht munten
geslagen op het gewicht en gehalte van de Spaanse reaal in denominaties van
¼, ½, 1, 2, 4 en 8 reaal. De Verenigde Zeeuwse Compagnie liet in 1602 te
Middelburg rechtstreekse imitaties van de Spaanse 8 reaal slaan, alsmede
enkele exemplaren op het gewicht en gehalte van de Spaanse 8 reaal, met in
de beeldenaar het wapen van Zeeland.
Er werd door zeelui en met name de goedbedeelde boekaniers met stucken gesmeten: "Ick heb 'er een ghesien op Geomaica (Jamaica) die vyffhondert stucken va Aghten aen een hoer ghegeven heeft om alleen haer schaemelheyt te sien...". Hieronder voor- en keerzijde van realen die onder drie Spaanse koningen werden geslagen. Links een afbeelding van een VAC-reaal.
Bronnen: EMP, encyclopedie van Munten en
Papiergeld, Dick Dreux,
NvW en het
Tijschrift van het Nederlandsch Genootschap voor Munt- en Penningkunde
uit 1898. |
Rechteroever | Zie linkeroever. Nee, geen grap. |
Rechtsteven | Verzamelnaam voor schepen met een hellende steven met rechte stevenbalk. Kwam vooral voor bij oude vissersschepen. Men noemde de zware balk streek [PvD]. Voorbeelden zijn blazer, grundel, hengst, hoogaars, schokker en pluut. Verwant steilsteven, kromsteven, stafsteven, stevenbalk. |
Reddingvest |
Met een goed reddingvest (Vlaams: reddingcorset, lijfcorset) kan je niet zwemmen. Het heeft aan de borstzijde
meer vulling en een dikke kraag zorgt dat de drenkeling ook op ruw water in bewusteloze
toestand met het gezicht boven water blijft. Een opblaasbare wordt sinds de tweede
wereldoorlog Mae West genoemd naar de toen bekende
rondborstige filmster. Volgens
de piloten van de RAF: "Because it bulges in the right places". De automatische
versie van zo'n inflatable draagt comfortabel, maar is niet 100% betrouwbaar
getuige een dodelijk ongeval in de haven van Enkhuizen in oktober 2004, waarbij het
opblaasmechanisme weigerde. Jaarlijkse controle van dat blaasmechanisme is dus noodzakelijk! Sinds enige
jaren bestaan er Europese normen (EN) voor alle reddingvesten. Ze zijn ingedeeld op
drijfvermogen en mate van veiligheid voor een bewusteloze drenkeling. De zwaarste
aanduiding is 275N. Voor gebruik in de offshore zelfs 300N. De letter N staat voor Newton, waarbij elke 10 Newton
ongeveer 1 kg (9,80665) drijfvermogen geeft, in hoofdzaak gerelateerd aan het gewicht van de gedragen kleding. Bij
het dragen van een zeilpak of andere zwaarweerkleding adviseert de KNRM een reddingvest
van 275N. Voor rustig binnenwater en bij gebruik van zomerkleding kan echter prima een
reddingvest met een lager normnummer worden toegepast. 100N, of liever 150N. Pas op bij
luier dragende peuters. Moderne wegwerpluiers hebben een enorm drijfvermogen, waardoor het
kindje voorover met de kont omhoog komt te liggen. Deze toestand duurt tot de luier zich
vol gezogen heeft met water. Ronduit gevaarlijk dus. Gebruik daarom bij
luierdrageetjes
een vest van minimaal 150N. De laagste norm 50N biedt geen bescherming bij bewusteloosheid
en is daarom geen reddingvest maar een drijfhulpmiddel. In professionele
omgeving worden trekkracht, hijskracht en breekkracht overigens ook in
Newton aangeduid. De afbeelding is van een lifejacket zoals eind 19e eeuw door de bemanning van een Engelse lifeboat werd gebruikt.
Let op de grotere kurken aan de voorzijde. Dit artikel is tot stand gekomen in samenspraak met de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij KNRM. Verwant: drenkeling, onderkoeling en man over boord. |
Rederij |
Een rederij is een
bedrijf dat schepen uitrust en exploiteert. Enfin, wie weet dat niet. Oorspronkelijk
echter (WvK 323) een vorm van scheepsgebruik waarbij een schip aan verschillende eigenaren
toebehoort, die het anders dan krachtens een overeenkomst van vennootschap voor
gemeenschappelijke rekening voor "de vaart ter zee" gebruiken. Wanneer de
deelgenoten meer dan één schip hadden onstonden even zoveel rederijen. De deelnemers
regelden hun zaken middels een "rederijcedul". De constructie bestond niet
in de binnenvaart. Zie ook: cargadoor en het versturen van handelsgoederen. |
Ree! | Uitroep van de roerganger voorafgaand aan het overstag gaan bij een zeilboot. Ree in de betekenis van "klaar" (gereed) of "roer naar lij". De uitroep was oorspronkelijk reeree [NW]. In de praktijk zal het commando gegeven worden na de waarschuwing: "klaar om te wenden", waarna bij "ree" de fok los gelaten kan worden waardoor de kracht op het grootzeil de overhand krijgt en de boot laat oploeven. |
Reefer |
Reefer is de benaming voor een transportmiddel dat temperatuurgevoelige goederen vervoert.
Specifiek voor goederen die
gekoeld of bevroren moeten blijven. Dit kan betrekking hebben op
containers, vliegtuigen en vrachtwagens, maar vooral op schepen waarvan de
gehele laadruimte is uitgerust met een koel- of vriesinstallatie. We spreken
dan over koelschepen en vriesschepen. Vriesgoed wordt vervoerd op
-20 °C, gekoelde producten tussen 0 °C en 13.3 °C afhankelijk van het
product. Reefers zijn boven de waterlijn altijd wit om de warmte
van de zon te reflecteren. Het woord is afgeleid
van het Engelse "refrigerator" dat werd afgekort tot "ref" en uiteindelijk verbasterd tot reefer.
De vloot van reefers is aan het krimpen,want transporteurs geven steeds meer
de voorkeur aan koelcontainers (reefercontainers).
|
Reep | Ander woord voor touw of lijn. Het Engelse rope (touw) zou ten
grondslag liggen aan reep. Het touw met drijvers aan een visnet heet zo, maar we
zien het ook in combinatiewoorden als talreep, valreep, smeerreep en stuurreep. Over de
stuurreep valt nog wat aardigs te vertellen. Pas met de toepassing van het stuurrad aan het eind van 17e eeuw kwam de stuurreep in
beeld. De helmstok werd verkort en aan weerszijde werd een reep bevestigd die via blokken
naar het stuurrad liep. De beste stuurrepen kwamen van de walrussen uit de Witte Zee. Het
waren als touw ineengevlochten repen walrushuid.In de binnenvaart werd later
voor het roerwerk een door kettingen bediend
kwadrant toegepast. Dat was een halve schijf die door kettingen of
kabels werd bediend en via een
bonkelaar (klein tandwiel) behoorlijk nauwkeurig de roerstand kon
aansturen. Bij de Zuiderzeevisserij viste men naast sleepnetten ook met reepnetten (staand want) op haring en ansjovis. In 1907 telde Vollenhove 50 van die "repers".
|
Reepschieter | De reepschieter is een jonge opvarende van een drijfnetvisser die bij het inhalen van de vleet
belast is met het opschieten van de reep in het reepruim. Net een tikje hoger dan een afhouder. De reep werd om de kaapstander
belegd en wanneer die in beweging werd gezet, strak gehouden door de
afhouder. Toen de kaapstander nog niet mechanisch werd aangedreven, werd hij
door twee of vier mannen in beweging gebracht die in het rond liepen en aan
staken duwden die aan de kaapstander waren bevestigd. De kaapstander stond
op het achterdek waar zich ook het ruim (reepkee) bevond waarin de drie km
lange reep werd 'opgeschoten'. Dat opschieten werd gedaan door de
reepschieter die dat met veel zorg moest doen opdat bij het schieten van de
reepnetten of vleet de reep niet kon "besnijden" (in de war raken). We komen ook
de naam reepgast tegen, maar dat lijkt een ander beroep te zijn. De reepgast
was een hulp van de kraanmachinist die de goederen uit het ruim van een
zeeboot moest hijsen. Hij stond aan dek en had goed zicht in het ruim en gaf
de kraanmachinist aanwijzingen waar hij moest aanpikken omdat die de
goederen (vaak samengebonden zakken) onderdeks niet goed kon zien. |
Registratie | Plezierjachten, uitgezonderd snelle motorboten, hoeven niet geregistreerd
te worden. Er bestaat een mogelijkheid je schip te boek te laten stellen bij het kadaster,
maar dat is op vrijwillige basis. Het schip wordt dan afhankelijk van vaargebied als
binnenschip (categorie B) of zeeschip (categorie Z) geregistreerd met een uniek
brandmerknummer.
Het leuke is dat op het "roerend" schip nu regels van onroerend
goed van toepassing zijn. Denk aan het verkrijgen van een hypotheek en een betere
juridische bescherming bij diefstal. Verkoop brengt wel papierwerk met zich mee. De
eigendomsakte zal in het kadaster overgeschreven moeten worden. Voor schepen met een
waterverplaatsing van meer dan 10 ton is tussenkomst van een notaris of beëdigd
scheepsmakelaar nodig, voor kleinere vaartuigen niet. |
Registratie vissersschepen |
Vissersvaartuigen
voeren duidelijk zichtbare lettertekens met een volgnummer. Dit
geeft aan in welke thuishaven het schip is ingeschreven. Elke gemeente waar vissersschepen
hun thuishaven hadden moest sedert 1883 een register van consenten (vergunningen) bijhouden met
doorlopend consentnummer. Tegenwoordig samengevoegd in het Centraal
Visserijregister. Het voeren van de afkorting van de thuishaven met
nummer bestond al in de Franse tijd (1808), maar werd pas in 1883 verplicht. Omdat het leuk is de thuishaven van het schip te weten, hieronder de
54 nu nog in gebruik zijnde consentletters met daarachter het aantal
visserschepen dat in 1976 met dat visserijnummer nog daadwerkelijk in bedrijf
was: Bron: Belgisch Nederlandse Zeealmanak 1977. Zie ook visserijnummer voor de riviervisserij op binnenvaarttaal.
|
Reglementen | Voor de vaargebieden in Nederland en de kustwateren zijn verschillende reglementen van kracht. De belangrijksten zijn het BPR en RPR. Op het overzichtskaartje kan je zien waar andere reglementen van kracht zijn. |
Reis | Door binnenvaartschippers gebruikte term voor het vervoer van lading van A naar B. Men heeft een "reisje" of is "aan de reis" (onderweg). Op binnenvaarttaal vinden we ook "een reisje in ballast". Dat is een (terug)reis zonder vracht of een reis met slecht betaalde lading. |
Rekker |
Bij stalen sleeptrossen worden wel rekkers toegepast. Dat zijn twee bij
elkaar gevoegde kunststof trossen aan de voorloop of voorloper die aan de
sleepdraad is bevestigd. Rekkers worden ook wel toegepast bij meertrossen
van schepen langs een kade waar sterke stroom kan voorkomen.
|
Relais | Een relais is een indirect bediende schakelaar die meestal langs elektrische weg via een anker of draaispoel een maak-, breek-, of omkeerverbinding tot stand brengt. Relais kunnen een veel zwaardere stroom schakelen dan een handschakelaar en worden aan boord toegepast bij het op afstand schakelen van zware stroomverbindingen. Voor de bedieningsknop van het relais kan volstaan worden met een dunne schakeldraad. Een aansluitschema bij luchthoorn. |
Reling |
Open
hekwerk rond het gangboord,
eertijds regeling , maar oorspronkelijk de benaming voor de houten
lijst op de verschansing. Voor pleziervaartuigen geldt geen relingplicht,
voor passagiersschepen wel. De Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR)
is per 1 dec. 2011 zelfs verder gegaan door een relingplicht in te stellen
(90cm hoge reling) voor alle nieuwe binnenvaartschepen tot 50 meter. Voor langere
nieuwbouwschepen en reeds bestaande binnenvaartschepen zonder reling geldt
vanaf die datum de verplichting om aan dek een reddingvest te
dragen. CCR-lidstaten zijn: Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Zwitserland. Verwant: scepter, |
Remming | Remmingwerk
biedt kunstwerken bescherming tegen schade door aanvaren en geeft soms mogelijkheid
tot tijdelijk afmeren in afwachting van het draaien van brug of sluis. Het is verboden aan
de doorvaartzijde van de remmingwerken te meren omdat de doorvaart voor de beroepsvaart,
die na openen van de brug altijd eerst opvaart, niet belemmerd mag worden. De beschermende
paalconstructie aan het uiteinde van een sluishoofd wordt aanvaarhoofd of geleidingshoofd
genoemd. Verwant: dukdalf, paalmuts, fuikwanden.
|
Retourschip |
Retourschepen waren Oostindiëvaarders van de VOC. Klik op de link. |
Reven | Reven is
het verkleinen van het
zeiloppervlak bij sterke wind. Het zeil wordt aan het onder- of voorlijk opgerold of samengebonden, m.b.v. ingenaaide riflijntjes
(reefknuttels of seizings) of een doorlopende reeflijn als
smeerreep. "Even een rifje zetten".
Een andere methode is een rolrif, waarbij het zeil om de giek gerold wordt.
De giek moet dan voorzien zijn van een wervel (rechterplaatje), die voorkomt dat schoot en
kraanlijn gaan meedraaien en in de knoop raken. Een vroegere methode om het zeiloppervlak te verminderen was om het
(gaffel)zeil langs de mast wat omhoog te halen (de hals ophalen, 'hals op') met een kat- of geilijn. Men kende
bij razeilen de zgn. zwane(n)vleugel. Het zeil werd aan loefzijde gegeid (opgehaald) zodat het daar tegen
de ra gebonden was en slechts een gedeelte aan lijzijde (van de wind af) bijstond. Vooral
toegepast om bij te liggen bij zware storm. Op zeegaande vierkantgetuigde
schepen waren de zeilen zo zwaar dat het met een geitalie
gebeurde. De Middeleeuwse zeelui uit de Middellandse Zee kenden het reven niet. Het
zeildoek werd geheel of in het geheel niet gebruikt. De Noorderlingen wisten het wel. Ze
konden het zeiloppervlak verminderen door de zeilen bij de top of in het midden op te
vouwen, of zoals bij de hulk het onderzeil
(bonnet) af te nemen. (Hendrik Willem van
Loon). Zie ook seizing.
|
RIB's en RHIB's | Een
RIB (Rigid Inflatable Boat) is een kruising tussen een opblaasboot en een klassieke boot en heeft
daardoor ook bij lage snelheid goede vaareigenschappen. Terwijl de soepele,
met lucht gevulde tube drijfvermogen geeft, zorgt de kunststof of aluminium romp als een
soort chassis voor de nodige stevigheid. RIBs zijn relatief licht, kunnen veel dragen,
varen snel en voelen zich prima thuis op ruw water. Een RHIB is een Rigid
Hull Inflatable Boat en ontworpen voor varen op ruwe zee (andere koek)
en over het algemeen langer dan 7 meter.
Dat viel na de opdracht van Rijkswaterstaat (2015) en oplevering in 2017
nogal tegen. De opgeleverde boten waren bij een combinatie van hoge snelheid
en hoge steile golven niet te vertrouwen. Ze zouden achterover kunnen slaan.
Het bleek dat de opdracht niet duidelijk was. RWS eiste dat de RHIB veilig
op de Noordzee bij steile golven kon functioneren, maar vergat daarbij te
vertellen dat dat ook bij hoge snelheden moest.
|
Richtingaanwijzer |
Hoe geef je als pleziervaarder op druk water een koersverandering aan?
Auto's hebben een clignoteur. Het BPR voorziet daar niet in. Er zijn voor dat doel weliswaar
geluidsseinen, de
z.g.n. manoeuvreerseinen, maar die mogen door kleine schepen niet gebruikt
worden en de vraag is of een medepleziervaarder het kort (ik ga
stuurboord uit), of 2x kort (ik ga bakboord uit) zal herkennen. Zelfs
op zee waren er aanvaringen omdat fluitsignalen niet goed werden gegeven of
begrepen. In de zestiger jaren is op verscheidene Nederlandse schepen een
richtingaanwijzer toegepast naar een idee van Kapt.Vreugdenhil. De aanwijzers bestonden uit twee 6 meter lange pijlen gevormd door meerdere
witte lichten, die als aanvulling op de fluitseinen werden gebruikt en door
het ZAR (de huidige BVA) werden toegestaan.. De zichtbaarheid overdag was niet geweldig. Voor zover bekend
weinig navolging. |
Riem (roeispaan) |
Een houten spaan met
smal roeiblad en lang rond handvat, welke tenminste in het midden, maar vaak
ook over de volle lengte vierkant was om onkantelbaar in de
dol te passen, of een oog dat om de roeipen scharniert bij het
roeien.
Ronde riemen werden gebruikt voor
wrikken. We kennen bled- en slagriemen. De bledriem heeft een langwerpig roeiblad en de slagriem een
ovaal roeiblad. Voor smalle kreken waar het gebruik van riemen niet mogelijk
is gebruikt men een pagaai (peddel) met breed peervormig blad. De pagaai wordt indien
men alleen is beurtelings aan bak- of stuurboord gebruikt. Bij meerdere
roeiers werd bij de marine om de maat te houden na elke drie slagen de
pagaai met een lichte slag op het dolboord gehouden [Chb1].
|
Rinket |
Rinket of klinket. Schuif waardoor water in of uit de sluiskolk kan stromen, b.v. tijdens het schutten. maar ook wel gebruikt om een lager pand van een kanaal bewust op hoger peil te brengen. Het z.g.n. "nastromen". |
River Drones | River Drones zijn binnenvaartschepen die in de toekomst semi-autonoom kunnen varen en in de verre toekomst wellicht volledig zelfstandig. Semi-autonoom roept volgens weekblad Schuttevaer direct een discussie op over hoeveel bemanningsleden aan boord moeten zijn als het schip vanuit een control center wordt bestuurd. Verwant: Smart shipping. |
Rivier varen | Varen op rivieren is
weer eens wat anders. Je krijgt te maken met veel beroepsvaart, stroom en kribben.
Belangrijke stelregel: Vaar nooit in het midden, kijk voortdurend om je heen en gebruik de
marifoon om uit te luisteren. Sterker nog; blijf weg wanneer je geen
marifoon hebt. Volg bij het maken van contact (b.v. met die "grote
jongen" achter je) de juiste procedure en roep aan met de scheepsnaam. Als je die
niet kunt lezen pak dan de verrekijker... Met name op de Gelderse IJssel kan afhankelijk van het jaargetijde veel stroom staan. Stroomafwaarts varend worden dan ook hoge vaarsnelheden bereikt, zeker het eerste gedeelte Arnhem - Deventer. Binnenschippers zullen de buitenbochten nemen, daar staat de meeste stroom. Die vaargeul (stroomlijn of slochter) is d.m.v. bakens op de wal aangegeven. Als je daar op let kan je mooi anticiperen op wat de binnenschipper zal gaan doen. Een tegemoetkomend vrachtschip zal bij bochten de binnenbocht nemen om de tegenstroom zoveel mogelijk te ontwijken. Bij het varen aan de "verkeerde wal" zal hij zijn blauwe bord tonen. Het binnenvaren van een stroomhaven als Zutphen vergt aandacht. Een ervaren plezierschipper doet dit met stroom mee door zijn boot al voor de haveningang naar binnen te sturen. Een onervaren schipper kan beter de haveningang voorbij varen en draaien om tegenstrooms naar binnen te gaan. Stroomopwaarts varend kan je besluiten om te gaan "kribbetje varen". Dat wil zeggen dat je steeds tussen de kribben vaart waar nauwelijks of geen stroom staat en soms zelfs in tegengestelde richting, de neer. Denk bij het ronden van de koppen aan een ruime afstand vanwege de steenstort. aart wil tegenstroom ook graag zo dicht mogelijk langs de kribben varen om zoveel mogelijk buiten de stroomlijn te blijven. Zorg dus dat je er niet tussenkomt. Hieronder een afbeelding van een bocht in de rivier met bijbehorende tekens (BPR, bijlage 8, art 5: markering loop van de vaargeul) en een afbeelding van "kribbetje varen". Verwant: blauw bord, betonning, vaarregels.
|
Rode diesel | Er zijn twee soorten
dieselolie, rode en witte. De brandstof is hetzelfde, maar aan de rode is een kleurstof
toegevoegd die nog heel lang meetbare sporen in de tank achter laat. De rode brandstof is
met minder accijns belast en dus goedkoper. Helaas is het voor de gewone pleziervaarder
ongeacht de lengte van zijn boot niet toegestaan rode diesel voor de voortstuwing te gebruiken, het mag zelfs niet in de
tank aanwezig zijn. Bij een aparte tank voor kachel en/of koken is rode diesel wel
toegestaan. Per 1 januari 2013 is ook dat verboden. Dan geldt dat rode gasolie alleen nog maar mag worden ingenomen door beroepsvaart (alle schepen behalve pleziervaart). Dus ook niet meer voor landbouw, woonschepen en varend erfgoed. De douane omschrijft het voor beroepsvaart als "voor de aandrijving van schepen of als scheepsbehoeften aan boord van schepen". [Schut] Per 1 januari 2014 volgt een boete voor aanwezigheid. Vanaf dan mag (ook voor varend erfgoed) geen rode diesel meer in de tanks aanwezig zijn. Het innemen was sinds 1 jan 2013 al verboden. Het verbod geldt ook voor gebruik voor verwarming. De boete bedraagt 4,53 euro per liter tankinhoud met een minimum van 226 euro en een maximum van 4530 euro. Tevens volgt een naheffing van accijns gebaseerd op de max. tankinhoud. Een uitstapje naar België of Groot Britannië om daar te tanken biedt dus geen soelaas meer. |
Roedetuig |
Roedetuig is kennelijk de oude benaming voor een torentuig. In een
betrekkelijk korte periode 17e -18e eeuw, komen we "roedetuig" tegen
voor het toen nog nauwelijks bekende torentuig. Afbeeldingen van
speeljachten
en melkschuiten
tonen scheepjes met een spits toelopend zeil zonder gaffel aan een
ongestaagde achterover hellende doorbuigende mast. Bron: "Vroeg zeventiende-eeuwse steekschuiten", P.J.M. Martens, Spiegel der Zeilvaart nov. 2010. |
Roef | Op
binnenwater de benaming voor een kajuit of hut. Op de meeste
binnenvaartschepen bevindt de roef zich achter het stuurhuis en herbergt een complete
woning. Op Franse spitsen zag je die woning wel onder het achterdek omdat dan de volledige
breedte van het schip benut kon worden. De oude benaming, coot = achteronder,
werd eer aan gedaan. Er zijn ook schepen gebouwd die de roef "aan de den"
hadden. De woonruimte was dan vóór het stuurhuis tot tegen de luiken gebouwd.
Op oude schepen kende men ook een laadroef. Dat was een roef waar (een
gedeelte van) de deklast droog gehouden werd. Soms niet meer dan een tijdelijk
met schotten verhoogde door luiken afgedekte den. Dan werd veelal de benaming
potkast gebruikt.
Op de afbeelding is aan de voorkant van de roef een geleiding te zien waar
de potkast houvast had. Een verhoging zonder luiken (bietencampagne) werd
kraam genoemd. Niet alle schippers gebruikten die duidingen
op dezelfde wijze. Op trekschuiten betaalden de passagiers wel "roefgeld" om in de roef te mogen zitten. |
Roeien | Om een
boot d.m.v. roeispanen (riemen) voort te bewegen zijn een viertal
methoden; jolroeien, boordroeien, om-en-om roeien en wrikken. Een goed roeitempo is 20 slagen per minuut. Bij het jolroeien
wordt de boot geroeid door één man met twee riemen. Bij het boordroeien
door meer mensen, hetzij één man per doft met twee riemen,
hetzij twee man naast elkaar op dezelfde doft, waarbij ieder een kortere riem hanteert
(in zeemanstaal: dubbeld riem).
|
Roeiers |
In
havens werden de trossen van zeeschepen door roeiboten naar boeien en meerpalen gebracht, geboegseerd.
Tegenwoordig met motorvlets, maar die heten nog altijd roeiersboten en hebben
meestal een tweekoppige bemanning: de roeier en de vastmaker, in
Rotterdam gewoon roeiers geheten, maar in
het havengebied van IJmuiden en Amsterdam vletterlieden of de koperen ploeg. Er wordt ook wel eens een barkasroeier
waargenomen, maar dat is een vlootpredikant. Op de wal kunnen
lijnmannen klaar staan om de toegeworpen
keesjes op te vangen en de lijnen op de aangewezen bolders te
beleggen. Werkers aan hoogspanningsleidingen worden ook "lijnman" genoemd. Verwant: jolleman, giekroeier. |
Roer | Wetenswaardigheid: Vondel noemde in zijn gedicht
Het lof der Zeevaert [1623] het roer een wouwe-steert (de
staart van een
wouw). Het
gedicht is een pleidooi voor vreedzame koophandel boven agressieve
oorlogvoering. Hier een aantal oude roervormen.
|
Roerkoning | De as door het roerblad waarmee het roer kan worden gedraaid. |
Roerkop |
|
Roeruitslag | Buiten
grootte, vorm en plaats van het roer is de maximale uitslag van belang voor de grootte van
de draaicirkel. Sommige fabrikanten van hydraulische besturing beweren met stelligheid dat
een uitslag van 35º naar beide kanten het beste rendement geeft. Letterlijk uit de
catalogus van Vetus: "Een grotere uitslag geeft voor roeren met de gebruikelijke
afmetingen geen extra winst ten aanzien van de manoeuvreerbaarheid, ook al wordt vaak het
tegendeel beweerd". De niet nader onderbouwde zinsnede "gebruikelijke
afmeting" is vaag. Mijn ervaring bij twee schepen van 10 meter lang met een
balansroer is anders. De hydraulische besturing werd volgens voorschrift aangelegd met een
max. uitslag van 35º. Resultaat een beduidend grotere draaicirkel dan voorheen bij de
kabelbesturing. Na het inkorten van de lever (roerarm), waardoor de uitslag vergroot werd
tot ca 40º was de draaicirkel weer teruggebracht tot de oorspronkelijke grootte.
Voorwaarde is wel dat een cilinder met voldoende capaciteit wordt gebruikt, immers de
krachten worden groter. Verwant: balansroer,
schillingroer,
propulsieroer, draaicirkel
, hydraulische besturing, uit
koers en vuistregel roerwerking.
|
Roest
|
Roest
is de oxidatie (corrosie) van ijzer. Het ontstaat door de invloed van water en zuurstof en
helaas wordt niet zoals bij aluminium, koper, zink en tin, een dun afsluitend oxidelaagje
gevormd, maar onstaat een bruine steeds groeiende poreuze koek, barstensvol zuurstof, die
ook bij minimale aanwezigheid, elke beschermende afdeklaag onherroepelijk doet scheuren, waardoor het proces gewoon
doorgaat. In 1775 omschreef Egbert Buys het in zijn
Nieuw en Volkomen
Woordenboek van Konsten en Weetenschappen als volgt: "Dus noemt men eene soort van Oker, dat natuurlyk of door konst op eenige Metaalen voortkomt,
die aan den invloed der Lucht blootgsteld zyn, of gestadig door zuure vogten bevogtigd
worden. Het Yzer geeft een bruinagtige of geelagtige Roest" .
Menig bootbezitter wordt er moedeloos van. De eeuwige strijd tegen roest op oudere
schepen. Wat er ook gedaan wordt, elk jaar steekt het weer de kop op. De inmiddels
verboden loodmenie was eigenlijk het enige product dat voor uitstel zorgde. Er wordt volop
geëxperimenteerd met primers, roestoplossers, roestomvormers als
Ranex, roestweerders als
Hammerite
en roeststopmiddelen als Owatrol, doch niets lijkt
afdoende. Dat klopt. Ervaring
leert dat er maar één methode langdurig werkt. De roest moet totaal, maar dan ook totaal,
verwijderd zijn, waarna het blanke ijzer/staal onmiddellijk -en niet een dag later- met een
goed hechtende primer opgesloten dient te worden. Zolang de roest niet voor 100% is
verwijderd, zal het altijd weer terugkeren.
De op één na beste methode (na
stralen of lawaaiige pneumatische
naaldhamer) is het gebruik van een Perago roterende schijf. Daarna een "roestverwijderaar" als
b.v.
HG aanbrengen, dat natuurlijk niet echt roest verwijdert maar een
prima middel is om roestsporen zichtbaar te maken. De nog niet verwijderde roest zie je
als donkere verkleuring. Opnieuw schuren/krabben, goed naspoelen en opnieuw verwijderaar
aanbrengen. Net zolang herhalen tot alles blank blijft. |
Rollezer | Wat de verse balie voor de kok was, was de rollezer voor de bottelier. Een helper. Vroeger had hij tot taak voor de olieverlichting te zorgen, koffie voor het wachtsvolk gereed te maken en na wacht de rol van het wachtsvolk van de eerstkomende wacht af te lezen. De kreet was: "Rollezen! Wachtsvolk luister uit naar je naam". |
Romp snelheid |
De rompsnelheid
is de maximum snelheid van een waterverplaatsend schip afhankelijk van vorm en
lengte (carène) van het onderwaterschip en uiteraard de weerstand van het water. Meer
motorvermogen zal nauwelijks invloed uitoefenen. Het achterschip zal alleen maar dieper in
het water worden getrokken waarbij de golfweerstand van boeg- en hekgolf zal
toenemen en de vaareigenschappen slechter worden. Aan de hand van de lengte van de waterlijn kan je de volgende vuistregel gebruiken om de rompsnelheid te berekenen: 2.45 x wortel waterlijn (in meters) = rompsnelheid in knopen. Vermenigvuldig dat met 1.852 en je weet de rompsnelheid in kilometers. Wil je alleen kilometers weten gebruik dan 4.54 x wortel waterlijn (in meters). De vuistregel gaat slechts op als er voldoende water onder het schip is. Men spreekt zelfs over 10x de diepgang. Inmiddels is op ons forum gebleken dat de formule voor kleine schepen (< 10 meter) in werkelijkheid vaak een lagere uitkomst geeft. Voor de meeste zeiljachten gaat de formule ook niet op. De doelgerichte rompvorm zorgt voor een hogere rompsnelheid dan de uitkomst. Forumlid Frans uit Deurne vond een Boat Speed Calculator om een indruk te krijgen van rompsnelheid en bijpassend motorvermogen. Uiteraard geldt de formule niet voor planerende schepen (speedboten). Zodra de rompsnelheid overschreden wordt zal de boot in plané komen en met meer motorvermogen juist wel harder gaan. Een uitstekende uitleg van waterweerstand in relatie tot rompsnelheid staat op de site van Pim Geurts waar nog veel meer wetenwaardigheden over een "varend schip" te vinden zijn. Verwant: kruissnelheid, koppel en vermogen, elektrovaren.
|
Rompvorm |
Rompvorm of spantvorm. Van links naar rechts de meest voorkomende vormen te beginnen met de
eenvoudigste, de platbodem, ook wel platboomd genoemd, met daarnaast de rondbodem, ook wel
rondboomd; niet te verwarren met rondspant. Als derde de knikspant, heden ten dage de
meest gebruikte vorm voor (stalen) motorboten. De multiknikspant heeft twee of meer
knikken en benadert daarmee de V-rondspant die nauwelijks nog gebouwd wordt. Daarnaast de
rondspant en de wat stabielere gepiekt(e) rondspant. Vervolgens de S-spant met doorgebouwde kiel en tot slot de diep-V-spant die eigenlijk alleen
bij snelle motorboten wordt toegepast.
Hieronder de meest voorkomende vormen bij zeilboten.
|
Ronde en platbodem jachten | Verzamelnaam
voor jachten, ook als "rond- en platbodem jachten", afgeleid van de
oud-Nederlandse typen vissers- en vrachtschepen die met een ronde kim werden gebouwd, of
met een hoekige kim en een in dwarsdoorsnede platte bodem. Zie het overzicht: rond- en platbodem jachten |
Rondhout schaven | Een tip
van Henk de Boer voor het zelf maken van rondhouten; Hij schrijft: Bij het maken van een rondhout, ga je over het algemeen uit van een vierkante balk. Die krijgt alvast het gewenste dikteverloop mee. Daarna ga je verder met 8-kant zagen of schaven, dan 16-kant, 32-kant en eventueel 64-kant. Tot slot verder rondschuren. Bij het 32-kant en 64-kant schaven is het zaak om de schaaf precies op de rib tussen de twee "oude" schaafvlakken te houden. Dat kan lastig zijn omdat het hoekverschil tussen de schaafvlakken maar klein is. Hieronder een praktisch hulpmiddeltje: Neem een (versleten) band van een bandschuurmachine. Knip deze open. De achterkant van de band goed inwrijven met merkkrijt of wasco. Trek de band zigzaggend over het rondhout-in-wording. De overgangen tussen de schaafvlakken worden nu als scherp afgetekende lijnen zichtbaar! Tip van schipper Cees: gebruik een kraalschaaf (rond snijblad). Verwant: mast, paalmast. |
Rondtorn | Als je met een bakstagwind (windje in de rug) voor een brug of sluis ligt te wachten kan het noodzakelijk zijn een "rondtorn", d.w.z. een draaicirkel van 360° maken. Het woord rondtorn komt van het Engelse round turn. Met een rondtorn wordt ook de slag van touwwerk rond een voorwerp aangeduid, vaak afgemaakt als een rondtorn met twee halve steken en toegepast bij bolders, meerpalen of ringen. |
Rooster |
Bij inlaatopeningen van koelwater en boegschroeven wordt soms een rooster of traliewerk aangebracht. De gedachte is dat vuil (plastic), waterplanten en drijfhout tegen gehouden wordt. Dat is waar, maar er wordt vergeten dat de opening in dat geval al snel geblokkeerd wordt. Hier geldt dat het middel erger is dan de kwaal. Bij de aanzuig van koelwater zal altijd een wierpot geinstalleerd worden. Die is ontworpen om vuil tegen te houden. Een extra barrière is dus onzin. Voor een boegschroef geldt hetzelfde. Inderdaad kunnen plastic of touw de schroef laten vastlopen. Maar dat geldt ook voor onze aandrijfschroef. Waterplanten zullen over het algemeen vermalen worden. En inderdaad zal een blok hout schade opleveren. Maar hoe groot is die kans onder water? Bedenk ook dat een rooster na een paar jaar in het water aardig aangegroeid zal zijn. Wanneer je bij een boegschroef toch besluit de opening te verkleinen ga dan niet verder dan twee of drie smalle tralies en neem het stuwkrachtverlies voor lief. Dat is meer dan je denkt, want je hebt de doorstroming immers aan beide zijden (aanzuig- en stuwkant) geknepen. Bij het plaatje hiernaast van een boegschroeftunnel met veel dikke tralies aan weerszijde is het stuwkrachtverlies aanzienlijk. |
Roroschip |
Een Roll-on Roll-off schip, kortweg "roro"
schip is een scheepstype met een laadklep of "ramp", meestal van achteren.
Veerponten en ferries ook van voren. Hierdoor
wordt het mogelijk rollende lading als auto's, busjes en vrachtwagens aan boord te nemen, maar ook andere lading die op een of andere
manier rollend aan boord gebracht kan worden. Veel roro schepen hebben
tevens
de mogelijkheid om aan dek containers te vervoeren en worden dan "conro" genoemd.
Op dit Nedlloyd conro-schip zijn containers aan dek gestouwd en wordt
rollend materieel via de klep naar binnen gereden. .
|
RPR | Rijnvaart Politie Reglement. Dit geldt op de Rijn in Nederland, de Waal en de Lek. Zie overzichtskaartje. |
Rubberboot |
Foute
naam! Er bestaan geen rubberboten. Ze hebben zelfs nooit bestaan. Nou ja, alleen in WO II
als rivieroverstekers, waarbij het materiaal bestond uit rubber op canvasdoek.
Waarschijnlijk zien we dat ook bij de
Brugslagoefening
Pluto in Rhenen uit 1954, maar waarschijnlijk nog niet bij de canvas
drijfzakken uit 1914. Maar goed, de juiste
benaming is "opblaasboot" of nog juister: "opblaasbare boot".
De meest toegepaste materialen zijn PVC, Hypalon of Akron-TPE (merknamen). De opblaasboot is super veilig, want zelfs geheel vol met
water kan de boot nog steeds hetzelfde gewicht dragen. Een goede opblaasboot heeft
gescheiden luchtkamers, waardoor de kans op plotseling leeglopen nihil is, een stijve bodem met V-vormige kiel en een stevig hekbord waar
een -
indien gewenst zware - bb-motor aan bevestigd kan worden. Denk er aan
dat de boot dan al gauw sneller dan 20km/u kan varen en dus een
vaarbewijs nodig
is. De opblaasbare boot is dan wel in haar element, want op lage snelheid is
de bestuurbaarheid door het hoog drijvend vermogen ronduit slecht en
roeien al helemaal een drama. Een RIB (Rigid Inflatable
Boat) is een kruising tussen een opblaasboot en een klassieke boot en heeft
daardoor ook bij lage snelheid goede vaareigenschappen. Terwijl de soepele,
met lucht gevulde tube drijfvermogen geeft, zorgt de kunststof of aluminium romp als een
soort chassis voor de nodige stevigheid. RIBs zijn relatief licht, kunnen veel dragen,
varen snel en voelen zich prima thuis op ruw water. Verwant: consoleboot. |
Ruime wind | Of van-de-wind, zie zeilstanden. |
Ruimende wind |
Je spreekt van een
ruimende wind als de windrichting op de kompas- /windroos verandert met de wijzers van de
klok mee. De roos kent een verdeling in 360 graden, waarbij 90º staat voor oostenwind,
180º voor zuidenwind, 270º voor westenwind en 360º/0º voor noordenwind. Bij een
ruimende wind neemt het aantal graden toe. Het woord ruimen staat oorspronkelijk ook voor
verbeteren of gunstig. Men zei ook wel: "De wind schaveelt (schavielt)". Doorgaans klopt dat wel, want een ruimende wind gaat meestal samen
met afnemende wind en een weersverbetering. Een onstuimige zee wordt dus stiller,
waarop men zei: "de zee is aan het afslechten", dat verwijst naar
slecht water, zogenoemd omdat er dan geen
vooruitgang geboekt kon worden. Verwant: krimpende wind en weer. |
Ruimenvet | Ruimenvet of ruimvet. Ouderwets maar doeltreffend preserveermiddel voor het ruim van stalen schepen. Kijk bij vlakkevet. |
Runner | Van oorsprong
Amerikaanse benaming met verschillende betekenissen:
|
Rust en putting |
|
RVS | Roestvast staal (roestvrij
is een verkeerde naam) is een uitstekend maar wel duur materiaal voor aan boord. De term
"roestvast" wordt gebruikt omdat RVS niet roestvrij is, maar wel in hoge mate
roestbestendig. Het is een samenstelling van staal, chroom, nikkel en een beetje
molybdeen, niobium, mangaan en koolstof. Legeringen bestaan in zo'n 60 variaties van
nummer 301 tot 904L en nog zo'n 20 gedeponeerde handelsnamen. Er bestaan magnetische
(zonder nikkel) en niet-magnetische soorten. RVS zonder
nikkel is niet bestand tegen zeewater. Als de goede soort is gebruikt, voor scheepsbouw
meestal 304 of 316 (beide met nikkel) en de nabewerking is goed; professioneel gelast, geslepen
en gepolijst (lasnaden gebeitst en gepassiveerd) zullen geen bruine plekken (vliegroest)
ontstaan. Huidige scheepsbouwers verpakken RVS nog wel eens in een coating. Pure onzin.
Dan hoef je ook geen RVS te gebruiken. Je moet dat wantrouwen, er is waarschijnlijk een
goedkope variant gebruikt. Bij RVS uit de 300 serie doet die behandeling zelfs meer
kwaad dan goed. De buitenlucht zorgt juist voor een beschermend oxydelaagje. Voor de aanschaf van de juiste kwaliteit RVS zal je moeten vertrouwen op
de leverancier. Bij de aanschaf van bouten en moeren kan je naar de aanduiding
kijken. A4 is de "taaiere" legering 316 met molybdeen die hogere
trekspanning aan kan en daardoor beter bestand is tegen SCC (stress
corrosion cracking). Een test met een magneet kan ook uitkomst bieden, maar type
304 is, wanneer het koud was bewerkt, mogelijk toch licht magnetisch geworden. Gebruik
overigens bij een stalen schip onderwater geen RVS; de huid in de directe omgeving zal
onherroepelijk putvorming gaan vertonen door galvanische
corrosie. Bron: o.a. Metals Property Database |
Rijgklem |
Voor de
doorverbindingen in het elektrisch boordcircuit worden het liefst rijgklemmen gebruikt.
Het lijkt voor de hand te liggen daarvoor een of meerdere strippen kroonsteentjes te
nemen, maar die zijn meestal niet corrosiebestendig. De "koper" uitziende
kolomschroefjes en doorvoeren blijken vaak niet van messing te zijn en roesten dus. Op
zijn minst moet de bedrading voorzien worden van adereindhulzen. Goede rijgklemmen bestaan uit polyamide met corrosievrije schroef- of klemverbindingen en zijn, zoals de naam al zegt, op een bijbehorende grondrail te "rijgen". Per contact kunnen meestal meerdere draden worden ingeklemd. Bij een goede rijgklem zit de ader vast onder een beugel met een klemplaatje erboven. De schroef zet af tegen het plaatje waardoor de beugel met ader tegen het plaatje geklemd wordt. Als de draad op juiste wijze (zie afbeelding onder) wordt ingevoerd zijn adereindhulzen niet noodzakelijk om een goede verbinding te garanderen. Rijgklemmen zijn verkrijgbaar voor verschillende draaddiameters en zelfs met ingebouwde zekeringhouder. Het is netjes, overzichtelijk en gemakkelijk te wijzigen. Bovendien zijn er cijferkaarten verkrijgbaar, zodat een codering aangebracht kan worden ter identificatie van de verbinding.
|
Rijnaak |
Rijnaak is een verzamelnaam voor grote riviervrachtschepen. Klik op de link. |
Heel graag op- of aanmerkingen. |
Op alle materiaal
(layout, tekst en afbeeldingen) rust het auteursrecht van schipper Cees e.a.
Overname van artikelen of delen daarvan is slechts geoorloofd na schriftelijke
toestemming.
Mocht je ondanks
alle in acht genomen zorgvuldigheid menen rechten te kunnen ontlenen
aan in deze pagina gebruikt materiaal, laat de schipper dat dan zo spoedig mogelijk weten.