kennisbank voor pleziervaart
         en scheepvaarthistorie
 
 

Belevenissen van andere schippers

  stuur zelf een verhaal

Een avontuurlijke tocht met de windjammer Christian Radich.
(dit verhaal is door de inzender ook gepubliceerd op callantsoog.com)

De Christian Radich is 72 meter (LOA), breed 9.70m, diepgang 4.50m.
Zeiloppervlak 1234m². Staand en lopend want: 11.000 meter.
Drie masten, tot 38 meter boven de zeespiegel, 15 zware raas, 27 zeilen.
Type (fregat)clipper. Tallship, windjammer.
(Tijdens de storm hoorde ik heel vaag het tuig en want "jammeren").

Callantsoog 26 juli 2002,

Op deze dag vertrok ik met mijn Maxima voor een droomreis met de Cristian Radich. Met een frisse zoen van mijn Dini vertrok ik richting Bremerhaven om 9 uur in de ochtend. Aangezien de windjammer pas maandag 29 juli uit Bremerhaven naar Noorwegen vertrok, had ik de tijd om Ostfriesland te verkennen. Na wat omzwervingen kwam ik de 28e aan. Daar lagen de schepen.
De Nordstern, de Christian Radich, de Sorlandet en de Christina. Twee Nederlandse tweemasters, de Toekomst en de Astrid, beiden ingericht voor meewerkende zeezeilers. De Khersones, de Dar Miodziezy, de Artemis en verder antieke sleep-, breek-, betonnings- en lichtschepen, een U-boot, een snellboot, walvisjagers enz.
Na de haven te zijn omgelopen een hotel gezocht. Dat viel tegen, bijna twee uur gezocht om een nette buurt te vinden om Maxima ruim een week achter te laten bij een nabij gelegen hotel. In de namiddag naar de schepen. Schitterend weer, veel publiek, veel te zien en bijna alle schepen waren te bezichtigen. Uren rondgezworven op het terrein. Er waren vier strandvolleybalvelden met een tribune, de nodige eet- en drinktenten, een zwembadje, een waterbad voor modelschepen, kunstkramen van mooi tot minder mooi, diversen muziekkorpsen en een grote tentoonstellingstent. Timmeren voor de kinderen, voedsel uit vele landen en steden (er werden hele varkens gegroosterd), overal becksbier en wijn/sekt/mix/cocktails enz.
Van 7.30 tot 12 uur met de Astrid (tweemastbrik) volgetuigd de haven uit, de rivier op en naar het vuurwerk gekeken. De Astrid uit Enkhuizen vaart zomers met gasten op de Oostzee, zeer mooie boot met een Hollandse schipper (prima vent) en bemanning. Halfvier verdwaald in de stad op zoek naar mijn hotel, maar door een aardige Fin met zijn vrouw weer op de goede weg gezet. Om vier uur te kooi, niet dronken, maar ver heen.
Zondag zonder koppijn om 10 uur richting haven en daar zeer genoten van de sfeer, ambiance, gezelligheid en uiteraard de zeilschepen en vele andere dingen. Snikhete dag en om rond 7 uur wilde ik naar het hotel gaan. Maar eerst nam ik een cola met snaps in een cafe, er zijn er in Bremerhaven wel 500. Daar ontmoette ik Dittar, een postbode uit een dorpje op 30 kilometer afstand. Hij had dorst en wilde bellen met thuis en zijn werkgever omdat hij een hoofdprijs gewonnen had: MEE MET DE CRISTIAN RADICH NAAR NOORWEGEN.
Ik feliciteerde hem en vertelde dat ik ook geboekt had, hetgeen hij eerst niet snapte en verbaasd aan een grap dacht. Pas toen ik mijn papieren haalde, het hotel was om de hoek, was hij overtuigd. Het was ook wel toevallig dat hij juist het cafe uitzocht waar ik zat. Vanwege de hitte van de dag nog wat gedronken en 10 uur te kooi, je moet toch uitgerust gaan varen.

Kennismaking met de Christian Radich

Maandag de grote dag; om 9 uur afgerekend en op naar de haven.
Maar ja, de opstaptijd was van 12 tot18 uur, dus met een zeer lange omweg naar het schip, wel even om 10 uur een rondje haven gemaakt, veel boten weg en de kramen waren ze aan het opruimen. Om 14 uur de loopplank over en me gemeld bij de eerste stuurman, die mij zonder iets over papieren te vragen naar de slaapzaal voor de mast onder de bak bracht. Via een trap en langs provisorisch opgehangen tochtschermen (dekens) kwamen wij in de slaapzaal waar ik een brits met wat kastjes toegewezen kreeg. De slaapzaal was tevens eetzaal en er hingen vele hangmatten.
Omgekleed, m'n troep opgeruimd en naar boven. Tussen de bak (dekhuis op het voorschip) en de railing is een gang met banken, waar ik ging zitten. In de bak is altijd koffie en thee te halen en dat smaakte.
Zachtjesaan kwamen mijn mede "zeemannen en zeevrouwen", in groepjes, alleen met de taxi, of weggebracht door familie. De stuurman's fluit snerpte om 18 uur en iedereen moest naar het hoofddek (midscheeps) waar we ons in rijen opstelden voor het appèl. We waren met 35 zeezeilers en werden ingedeeld in drie wachten. Ik kwam in de morgenwacht van 4 tot 8 uur en in de platvoetwacht van 16 tot 20 uur. Dus 4 uur wachtlopen en 8 uur vrij. Negen mannen van 30 tot 78 jaar en drie vrouwen van 50 tot 60 jaar. Totaal dus 11 koppen, met de 2e stuurman als baas.
De wacht begon om 12 uur, nog even respijt en dan zeilen!
Eerst moesten we de sluis door met veel andere schepen, een gedoe, maar om 8.30 voeren we op de motor rustig de Weser af. De monding is door eb en vloed en Waddeneilanden niet gemakkelijk, maar de loods aan boord bracht ons veilig naar open zee. Ook zag ik de beroemde vuurtoren Rotersand.

De eerste wacht en "jungfrauen"

Ik ging om 11 uur te kooi, om 4 uur mijn eerste wacht, onrustig slapen op een bank in een slaapzak, wiebelend en angstig dat ik er af zou donderen. Boven mijn hoofd sliepen de jongeren in hangmatten, mijn hoofd onder een luchtkoker, de zee klotsend tegen de patrijspoort en altijd volk dat ging slapen of toilet maken, spullen zocht, schoenen liet vallen enz. en als extraatje werden we om kwart voor twaalf gewekt voor de hondenwacht, vier uur te vroeg dus. Na ons protest en het excuus van de "jungfrau" doorgedommeld tot kwart voor vier. Uiteindelijk gewekt door iemand van de hondenwacht, aangekleed, tanden gepoetst, plasje gedaan en gelijk aan dek. Elke wacht moet zich vijf minuten voor het wisselen opstellen op het hoofddek (midscheeps) aan de lijzijde (van de wind af). De vorige wacht staat dan aan loefzijde behalve de uitkijk en stuurman. Wij kregen Soren, 3e stuurman van de Christian Radich, als vaste wachtboss met Theresa en Maria als "jungfrauen" dat zijn dames in opleiding tot stuurman. Alle namen van de wachtlijst werden opgenoemd, iedereen moet antwoord geven en er niet doorheen kletsen. Als er iemand niet is wordt hij of zij gehaald. Bij ziekte gaat de jungfrau controleren. In de bak, waar ook de kombuis en zoals eerder gemeld altijd koffie of thee klaarstaat, hangt een beeldscherm met de koers en snelheid. Daar is de trap naar beneden waar we slapen en er hangt ook een lijst met de wachtdiensten, wie er moet sturen en wie er uitkijk of veiligheidsofficier is. Laatstgenoemde gaat naar het stuurwiel en de boegspriet en controleert het aan brassen trekkend, schrobbend, vervend, schoonmakend, het want in gaand, enz. volk.
De wacht van 4 tot 8 uur in de morgen noemen ze de dagwacht, hier was ik op ingedeeld. Na achten ontbijt, dan vrij tot 16 uur, waarna de platvoetwacht, die loopt tot 20 uur, daarna vrij tot 4 uur in de morgen enzovoort. Tijdens de platvoetwacht eten (van een uitstekende kwaliteit; hulde!). In mijn vrije tijd hielp ik samen met verschillende lui van mijn wacht mee, om het schip te bezeilen. Ik was enig Hollander tussen 35 Duitsers en een Noorse bemanning en al gauw vroegen de Duitsers het hoe en waarom van een Hollander die in Bremerhaven kwam zeilen. Na uitleg waren ze tevreden.

Sturen en slagen op de scheepsbel

Boven op het achterdekhuis staat voor de stuurhut het grote stuurwiel met spaken, het kompashuis en een bankje om op te staan. Er is altijd een bemanningslid in de buurt om aanwijzingen te geven, het is namelijk niet makkelijk. De eerste stuurman geeft een koers op, bijvoorbeeld 350; dat houdt in dat je kijkend op het kompas steeds bijsturend op wind en stroom moet proberen het schip op koers te houden. Ook moet je steed uitkijken naar boten voor je, of aan stuur- of bakboord. Recht vooruit zie je bijna niets door masten, zeilen en touwen, de bak, reddingsboten en vlotten. De oplossing voor naar voren kijken is, om op de boeg een uitkijk neer te zetten, die als hij of zij een schip of iets anders vooruit ziet, een slag op de grote scheepsbel doet, voor stuurboord één slag, voor bakboord twee slagen en recht vooruit drie slagen. De stuurman hoort dit en slaat dan op een iets kleinere bel. Op het geluid daarvan stormt een bemanningslid uit het stuurhuis en kijkt hangend over de railing of het object groot, snel, ver, dichtbij of gevaarlijk is. Meestal blijven we op koers want de schepen zijn zeer ver op afstand. Het sturen zelf is niet makkelijk, want als de wind of stroom je uit koers drukt, ga je draaien, maar de Christian Radich, op zich groot en snel, reageert langzaam. Dus als je van 350 graden terug zakt naar 347 ga je bijsturen en zit ineens op355 en dan weer terug naar 346. Na een tijdje heb je door, dat het sturen heel subtiel moet gebeuren. Als er doorgedraaid wordt, gaat het roerblad dwars staan met kans op ongelukken. Achter je staat de roerstandaanwijzer, die aangeeft hoe het roer staat, wat het sturen niet makkelijk maakt. De uitkijk staat voor op het puntje van het schip. Dit gaat dag en nacht door. Je staat in principe alleen, maar in onze vrije tijd stonden wij vaak mee te kijken, ook bij het sturen trouwens. Elk stipje aan de horizon wordt via de bel gemeld, maar na een paar wachten leer je daar mee om te gaan. Want gaat zo'n stipje van je af of heel snel, dan moet/hoef je niet te bellen, wel voor boeien van visnetten, maar die zie je pas op 200 meter.

Van zeilen en touwen

De veiligheidsman/vrouw gaat met een grote gele zaklantaarn onderdeks de boel contoleren, alle hokken (niets is afgesloten) op brand, lekkage of rare geluiden (er lopen altijd motoren voor elektriciteit). Je komt op plekken zoals het verfhok, de timmermanswerkplaats, gereedsschaphokken, een hok met een draaibank, hokken met reservetouwen en zeilen,  ankerkettingen van wel 200 meter, slaapcabines, generatoren, de slaapplaatsen, kombuis, washok met droger, enz.
Dit duurt ongeveer 15 a 20 minuten dan ga je naar het stuurhuis en meldt je bij de stuurman om te zeggen alles in orde is. De rest van de wacht gaat samen met de vaste bemanning de raas brassen, dat houdt in met 5 tot 8 man aan de touwen trekken totdat de ra goed op de wind staat, dan wordt het zeil strak getrokkken of iets gevierd.
27 zeilen met 11 kilometer touw,15 raas van staal, 5 zeilen op de boegspriet, een schoenerzeil en verschillende stagzeilen, alles met de hand onder leiding van een bootsman of 3e stuurman of jungman/frau.
Als je met bijv. 6 man een bovenbramzeil aantrekt, roept de eerste trekker (altijd iemand van de vaste bemanning): "Laat vieren" (in het Noors), dan komt er ruimte in het touw om het aan een handspaak vast te maken. Het probleem is dat de 2 laatste trekkers dit niet horen en het een soort trekwedstrijd wordt, maar na twee tot drie wachtdiensten leer je daar goed op te reageren. Ik dacht, och een shanty liedje is wel leuk bij het brassen, maar dat gaat natuurlijk niet goed, want niemand hoort dan het Noorse bevel: "Laat vieren". De zeilen worden bijna constant aangetrokken, opgegeid, gebrast, ingenomen of bijgezet. Er is altijd werk. Is er even niets te doen, dan schilderen of schoonmaken toiletten en wasruimte. Ook kregen we aan lijzijde van de bak les in de theorie van het zeezeilen op een volschip.
Wereldwijd zijn de touwsystemen voor de zeilen hetzelfde; er zit een logica in.
De zeilen hebben namen als buitenjager, binnenjager, kluiver, een, twee of drie, grootzeilen, bramzeilen, boven bramzeilen, topzeil, stagzeilen, bezaanzeil enz. De touwen hebben ook een naam tot het kleinste touwtje toe.
Je hebt een staand touwwerk en een lopend. "Staand" is het vast touwwerk om bijv.de masten vast te zetten en het want om de mast in te gaan, het "lopend" is om de zeilen en raas te bedienen.

Geen alcohol, wel gebakjes

We voeren naar het noorden langs de Deense kusten op pakweg 5 a10 mijl afstand en kwamen weinig zeiljachten tegen, hooguit heel in de verte af en toe een containerschip. Tussen de wachten en werk door zaten we op de banken van het gangboord aan de koffie/thee. Er was geen alcohol te verkrijgen, ook het door iemand meegebrachte bier moest weer in de tas. Door het supermooie weer waren diversen meezeilers aan het zonnen op de bak en sliepen 's nachts met slaapzak op dek, maar gooiden voor de veiligheid wat dikke touwen over de slaapzak heen. Ook dit is onrustig slapen want in onze wacht van 4 tot 8 uur stonden we te brassen, op te geien en anderen werkzaamheden te doen. Na een volle dag varen was er (ook door het mooie weer) al een regelmaat aan boord. Weer vroegen een paar Duitsers wat een Hollander via Bremerhaven op de Christian Radich deed en hoe ik terug ging. Ik vertelde: "Met de eisenbaan", maar dat was volgens hun heel verkeerd, want dat duurde minstens 3 dagen. Met hun bus was sneller en er was plaats zat. Toch wilde ik met de trein.
Op de derde dag begon de zee te deinen en werd donkerblauw. We kwamen duidelijk in dieper water. Denemarken was niet meer te zien; we voeren op de lijn Noorwegen / Schotland, duidelijk de atlantische oceaan. Om 14 uur zaten we met 10 man/vrouw op het gangboord koffie te drinken met heerlijk gebak waar de Noorse vrijwilligers 's morgens uren mee bezig waren. In de kombuis werkten dames met een kokkin de hele dag keihard om de ruim 50 zeelui te voeden. Deze meisjes werkten als vakantiebaan voor kost en inwoning en zakgeld. De gebakjes waren lekker met melkchocolade en moddervet.

Storm en toch een regatta

Ineens floot de stuurman en iedereen ging midscheeps waar onze kapitein Gunnar Silfverberg Utgaard vanaf het hogere achterdek vertelde dat de driemastclipper Sorlandet, die na ons vertrokken was, nu 30 mijl voor ons vaarde en onze kapitein had besloten om die Sorlandet in te halen. Dit vertelde hij 10 minuten voor mijn platvoetwacht begon. Dus aan het werk.
We hadden het nog niet in de gaten, maar de wind werd krachtiger, het werd een zomerstorm en we werkten als echte matrozen om het schip, dat steeds sneller ging, in de hand te houden. Alsof het afgesproken werk was gingen de gebakjes opspelen en na 30 minuten waren er 15 man zeeziek. In deze wacht was ik het eerste uur veiligheidsofficier. De vrouw die mij moest aflossen lag groen uitgeslagen kotsend midscheeps op het dek, haar man halfziek erbij staand en tien minuten later lagen er op die plek wel 10 te kreunen met het dek vol onderdelen van het lekkere gebak. Ik liep dus 2 uur onder in de boot, die steeds wilder begon te stampen en te schudden en ik voelde me niet echt lekker. Na deze twee moeilijke uren, één uur sturen en het laatste uur brassen, zeilen neerhalen, bijzetten en dat alles in een storm en inhaalwedsrijd met de Sorlandet.

Jager gescheurd en zeeziekte

Ineens ging de bel van de uitkijk tekeer. De goede man stond alleen op een zeer scheef dek, nat gespoeld door het buiswater, half ziek, maar moedig zijn uur op een prima manier uit te dienen. Hij belde, omdat de "jager", dat is het eerste zeil aan de boegspriet (buiten jager, binnen jager en drie kluiverzeilen), een scheur van 1 à 2 meter had. De zeilmaker en 3 jungfrauen kwamen aangerend en na inspektie kropen ze met naald en draad en een stuk zeil op de spriet, gelukkig hangt daar een net onder en via de paarden, hangend boven de kolkende zee, diep duikend en weer oprichtend, wisten ze terplekken in 2 tot 3 uur de jager te repareren.
Met een snelheid van 11½ knoop gingen we het Kattegat in en om 9 uur onder beschutting van de Noorse kust was de zomerstorm bijna over. Wij hadden een spannende wacht gehad en haast wonderbaarlijk waren al gauw de meeste zeezieken weer beter. De koks hadden weinig eten kunnen maken, maar wij hadden toch geen trek, dus dat kwam goed uit.
Een jonge vrouw die samen met haar broer meezeilde zat bleek en stil op de bank en twee uur na de storm probeerde ze alsnog haar gebak over de railing kwijt te raken, hegeen jammerlijk mislukte. Ze kotste in een bak met oefentouwen en ging net zo beroerd weer zitten. Mijn maat en ik hebben de boel in zee gespoeld met de waterslang. Een bijverschijnsel van deze barre storm, kort maar hevig met zieken, is, dat de zeilers een grote familie werden. We werden vrienden, oud en jong waren maatjes.

Gewonnen, kwallen en een feestje

Toch snelde het schip zuidwaarts want de Sorlandet voer nog steeds ergens voor ons.
Om 9 uur die avond kwam ver voor ons als stipje de Sorlandet in zicht en na het bijbrassen en scherp op de wind zeilen door ons, voer het verslagen schip in een boog achter ons langs ten teken "Jullie hebben gewonnen".
Wij van de dagwacht kregen de volgende ochtend weer een portie werk. Ons schip was door de storm en de regatta doorgeschoten voorbij de ankerplaats en de Cristian Radich moest keren. Halsen noemen we dit en het houdt in dat alle raas 14 stuks van links naar rechts gebrast moesten worden. Nou, dat was werken; fantastisch om met 12 beginners en 5 noormannen/vrouwen, het schip om te krijgen. Wij oudere mannen aan de touwen, zelfs met de kaapstander aan het werk, want de onderste raas zijn te zwaar om handmatig te brassen. De Noren het want in om de zeilen aan te trekken, het schip zwabberend op de golven, de vaart er uit, maar na de zevende ra pakte de wind weer zeil en bij de veertiende ra ging het schip weer naar het noorden en wij uitgeput maar zeer voldaan plat. Dit gebeurde op de vierde dag en in de middag moest de middagwacht zeil minderen. We kwamen steeds dichter bij de kust en voeren tegen vieren zonder zeil en op de moter heel voorzichtig tussen eilandjes door een fjord in. Vol verbazing keken we naar vakantiehuisjes in oxbloed kleuren met aanlegsteigers en honderden bootjes die al snel naar ons toe kwamen. Het anker naar 50 meter diepte, de Zodiac met Soren te water gelaten voor de veiligheid voor ons want we mochten zwemmen en iedereen sprong over boord. Het water was 20 graden, goed te doen dus, maar al gauw stonden er twee dames op de railing te gillen. Niet van het lachen, want ze zagen in het heldere water tientallen kwallen, ik had op dat moment al jeukende benen, armen en nek; ach dit hoort er ook bij.
De dames van de keuken waren druk bezig, we kregen een prima verzorgde barbecue en ineens was er bier en whisky. De bemanning voer als piraten verkleed in de kapiteinssloep weg. De kapitein zelf werd met een snelle boot door een bobo-echtpaar gehaald en wij hadden feest. Tot in de kleine uurtjes gepraat, gezongen, gedronken, gegeten en genoten. Rond 12 uur onweer en regen; dat mocht wel na 5 dagen zon.

Toch maar met de bus...

De volgende dag, dag 5, hadden we vrij van wacht en onze fantastische windjammer ging op de motor naar de haven van Christiansand. We legden om 8 uur aan en ik ging als enige na een goed afscheid (fantastische reisgenoten) van boord, op zoek na een telefooncel. Na Dini gebeld te hebben, die blij was iets van me te horen, ging ik de stad in, want de veerboot vertrok pas om 13 uur. Cristiansand heeft voornamelijk houten huizen en winkels, alles keurig en schoon maar in een uurtje had ik dat wel gezien. Op een terrasje een biertje gedronken, weer aan de wandel en uit verveling in zo'n treintje gaan zitten voor een rondrit. Plots kwamen er drie Duitsers de hoek om, renden naar mij toe en vroegen me "Kees, ga toch met ons mee in de bus, er is plaats genoeg, wij regelen het met de chauffeur, want anders kom je pas over 3 of 4 dagen thuis".
Ik wilde ook wel naar huis naar Dini en Thomas Clark Brand. Opluchting bij de Hanzeduitsers; ik ging met de bus mee. Na een half uur boos praten met de busleiding mocht ik tegen betaling en overleg met de Bremerbus-bazen mee. Achteraf een goede beslissing. De veerboot naar Hirsthals Denemarken is groot. Casino, films voor de kids, veel eten en drank te koop. Als er wat gebeurd is er bijna geen kans om te overleven.
In Denemarken in de bus naar Bremen en Bremerhaven. Rijdend door een prachtig licht golvend landschap met veel korenvelden ging het snel naar de grens en na een stop in Bremen was ik om 4.15  's nachts bij de Neuerhaven in Bremerhafen. Afscheid van de laatste zeilers en in de ochtendschemering op zoek naar mijn auto, die ongeschonden op mij wachtte. Na een korte slaap in auto Maxima, reed ik om 7.30 uur richting Callantsoog waar ik om 11.30 in Dini’s armen lag.

K.v.Dalsem
kvd@callantsoog.com