beschrijving

Turfschuiten.


Litho "Turfschip" van Johan Conrad Greive [1837-1891]. Zo'n overnaadse turfschuit heette in Zuid-Holland eiker (ijker, eeker). Het afgebeelde eikerschip vaart voor de wind met het emmerzeil over bakboord uitgevierd en de fok te loevert. Het waren lange smalle schepen geschikt voor poldervaarten. Een grotere versie met gaffeltuig werd venus genoemd. In 1697 spreekt Cornelis van Yk van ponten en kraken, waarmee mogelijk de turfeik of turfpont werd bedoeld [ZPN].


 


Een Dÿnop ofte Veense Turrif pondt.
Verscheijde Schepen en Gesichten van Amstelredam. ca 1650

Een latere "Zuid-Hollandse Turfbok".
 


De sluis Meesterverlaat in het Ter Apelkanaal [1941]. De nadagen van de turfvaart. De schippersvrouw stuurt met een helmhoutverlenger (de stuurpaal)
De turven werden zo opgestapeld dat er in het midden een gleuf werd uitgespaard waartussen de mast kon zakken.
Zie ook het opduwertje, dat het jaagpaard verving.

 

Het stapelen, het "loegen" was een kunst op zich. Een goed geloegde last was aan de bovenkant breder zodat regen en buiswater niet naar binnen konden sijpelen. Vooral vrouwen beheersten de kunst van het loegen.

 

Het Schuitendiep in Groningen, de roef is helemaal ingebouwd.
Een kleine praamachtige turfschuit heette in Groningen een snabbe en een
turftjalk werd een taske genoemd, de Friese een tas, maar Witsen had het in 1671 ook over een platluis voor een "soort van licht opgeslagen turfschepen in Friesland".

 


Goed "geloegde" deklast (van boven breder), gejaagd door het paard.

 


Het lossen van fabrieksturf bij DWM te Veendam
Fabrieksturf werd vooral als "uurturf"geleverd. De schipper werd dan betaald naar het aantal uren dat de stoommachine op de turf kon draaien.

 


De klacht van een turfschipper over het lossen bij steenfabrieken aan de Waal beneden Tiel.
Uit het weekblad Schuttevaer van 12 februari 1898 (negende jaargang).

Bij het lossen van turf, heeft de schipper te betalen: vuldersgeld en tondersgeld; de schipper zelf is verplicht op den wal de geloste turf netjes op te loegen of stapelen; de knecht moet behulpzaam zijn bij het tonnen. De kluiten (gebroken turfen) zijn bestemd voor de turfdragers, en de laatste ton* turf voor den tonder. Voor die brandstof ontvangt de schipper geenerlei betaling. Volgt nu nog de mooiste van de manieren. Telkens als er 50 ton* turf is gelost, is de schipper verplicht om het werkvolk dat met lossen bezig is een borrel te schenken. Aan het eind van de middag, wanneer het werkvolk liever bier dan jenever verkiest, wordt voor rekening van den schipper een vaatje bier aangeslagen. Schoone manieren nietwaar, aan zoo’n steenfabriek!
De turf, meestal koopwaar van den schipper, wordt getond, gemeten door een van den steenbakker aan gesteld persoon; een belanghebber voor mijnheer dus. De schipper daarentegen wordt een baantje aan den wal gegeven tijdens de lossing, zoodat hij geen controle kan houden voor het tonnen. De tonder moet niettemin door den schipper worden beloond.
De kluiten van den bovenlast zijn voor het volk. Dat het volk nu zorgt dat er kluiten komen, ook ten koste van heele turven, ligt voor de hand. En de schipper laat gedwee zijn eigendom aan land dragen, het is immers manier. Bovendien, hij durft zich niet te ergeren, hij loopt dan de kans dat er te zwaarder zal worden getond. En het pruven, het is of er een boeren bruiloft word gehouden bij zoo’n turf losserij. Stelt u voor dat bij zomersche dagen 900 ton* word gelost. Niet minder dan 18 maal zoo’n dag moet er dan worden gepruufd, jenever of bier gedronken worden al naar men verkiest. Prachtige manieren aan zoo’n steenfabriek! Er zijn echter enkele steenfabrieken, welke die drinkgelagen aan hunne fabrieken hebben afgeschaft en er iets anders op bedacht hebben. In plaats van om de 50 ton* een borrel te geven, geeft men dan een stuk geld. Men kan dat pruven afkoopen voor 3, 4, 5 of 6 gulden. Wee evenwel den schipper die aan zoo’n fabriek terecht komt! Het werkvolk zoo door en door aan sterken drank gewoon geraakt bij turflossen, is onvoldaan met die ruiling, en lang is er nog niet gewerkt of het volk begint den schipper te vertellen: dat het zoo warm is, of zoo koud, dat het zoo stuift, of dat hun keel zoo droog wordt, en de schipper die dat bargoensch zeer goed verstaat, komt al schielijk te voorschijn met de citroen-jenever-flesch. Hij durft immers niet doof te blijven voor de zinspelingen, hij vreest dat er dan zwaarder om zal worden getond. Nette manieren aan zoo’n steenfabriek! Ik vermoed, dat al die manieren door de schippers zelven geleidelijk zijn ingevoerd. Ik vermoed dat zij die drinkgelagen gegeven hebben in den beginne als Judas-penningen, om omkooperij te bevorderen, om veel turf uit te lossen. Eerst enkelen zijn er mee begonnen, later meerderen, en nu is het reeds wet geworden. Te meer moeten daarom die manieren worden afgekeurd; de oorsprong, het doel en de strekking deugen niet. Misschien konden vroeger dergelijke misbruiken er op door, maar thans gaat dat niet meer, en ik ben overtuigd dat de meeste schippers thans met tegenzin zooveel jenever uitschenken aan de steenfabrieken.
En waar het dan vroeger de schippers zelven geweest zijn welke die gebruiken invoerden, laten het daar dan ook thans weer de schippers wezen die het weigeren om meer met die gebruiken mee te gaan. Indien alle turfschippers overeenkomen om niet meer met die citroen-jenever bij het lossen te werken, dan gaat er stellig weer een misbruik van vroeger de wereld uit.
En moge er, wanneer er sprake is van inzetgeld-afschaffing, verzet ontstaan vanwege de steenfabrikanten, wellicht ondervindt men bij weigering van borrels te geven, van die zijde niet zooveel tegenwerking, voor zoover althans, wanneer de fabrikant nog niet in plaats van jeneverdrinken, geld geven heeft ingevoerd; want dan komen er weer bedenkingen. Het werkvolk zou eens bij hem kunnen aankloppen om dat vroeger door den schipper betaalde jenever en biergeld. Hoe het ook zij, het zou voor de schipperij wenschelijk zijn dat al die misbruiken werden afgeschaft; en zij kunnen worden afgeschaft, indien de schippers dit werkelijk willen. Maar om het te willen, zal het noodig zijn zich te vereenigen en dat schijnen de schippers, de meesten althans, nog minder noodig te achten: daarvan word het nut nog te weinig ingezien, en toch is de eenige weg om tot betere toestanden te komen, niet anders dan: Vereenigen.

Getekend: Een schipper.

 

*) De genoemde "ton" was volgens collega Pieter Klein van Binnenvaarttaal naar alle waarschijnlijkheid een inhoudsmaat van 2 hl (200 liter). 


 


Het "los" laden van turf voor industriële toepassing

 


Centsprent uit de serie Nederlandsche uitvindingen van Prenten-Fabriek van D. NOOTHOVEN VAN GOOR te Leiden. 19e eeuw.