Eind 19e eeuw, de nieuwe tijd:
veranderingen in de binnenvaart.


De landbouwcrisis van de tachtiger jaren viel samen met de opkomst van de industrie. Denk aan de grote suikerfabrieken in Zuid-Holland, West-Brabant en Groningen en de aardappelmeelindustrie in de Veenkoloniën. Hierdoor veranderde de kleinschalige agrarisch gerichte regionale vaart in vervoer van industriële producten en grondstoffen. De landelijke en internationale vaart was groeiende en de schipper, soms ook koopman, werd puur vervoerder. Van mechanisatie in de wilde- en campagnevaart was nog geen sprake. Het was in 1888 dat uitgever Born van de Nieuwe Provinciale Drentsche Asser Courant (N.Dr.Crt), nadat de courant al Hoofdorgaan der Schippervereeniging "Schuttevaer" was, besloot tot de uitgave van een apart schippersweekblad "Schuttevaer". Een informatiebron in schipperstaal voor het lezende deel van de schippers. Over de grootte van dat lezend deel van de schipperij zijn geen cijfers bekend.
De abonnementsprijs bedroeg 2 gulden per jaar franco per post. Inmiddels [2023] 47 x per jaar franco aan huis + digitaal voor 240 euro.

Aanvankelijk was het blaadje zeer bescheiden van opzet en moest het vooral hebben van ingezonden artikelen. Onder de lezers bleken er een paar schippers die met een scherpe pen hun visie op de maatschappij en de schipperswereld weergaven. Tot rond de eeuwwisseling beheersten vooral twee schippers de artikelen. Het karakter daarvan was onveranderlijk opvoedend en moraliserend. Schipper Vlieger, die in 1903 beroepsredacteur van de krant werd, beschreef bijna wekelijks de misstanden in de binnenvaart. Geheel in de geest van de tijd hamerde hij op de noodzaak van beter onderwijs, de gevaren van de kroegbevrachting en het daarmee gepaard gaande drankmisbruik, de machtspositie van de verladers en stuwadoors en, niet in de laatste plaats, de gevaren die de mechanisatie voor de zeilschipper kon hebben. Keer op keer waarschuwde hij voor de gevaren van kroegbevrachting. De positie van de bevrachter was sterker geworden naarmate het aantal schippers met eigen handel afnam. De schipper als pure vervoerder werd naarmate het aanbod van scheepsruimte groter was afhankelijker van de bevrachter. Veel bevrachters combineerden hun werk met dat van kastelein. Een vanouds bekende combinatie die ook in andere sectoren voorkwam. Zo was de verhuurder van schippersknechts en zeevolk tot ver in de 20e eeuw steevast de lokale kroegbaas.

Bekend was zijn uitspraak dat de grootste klip voor de schipper niet onder water lag, maar op de wal. Hiermee doelde hij op drankmisbruik en dames van plezier. Van beide kwam ellende en om soa's te bestrijden werd geadverteerd met preparaten tegen "geheime ziekten" en "hygiënische gummi-artikelen".


Dames van plezier, de "klippen op de wal".

Bron: Een eeuw Nederlandse Binnenvaart, Frits R. Loomeijer, ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het weekblad Schuttevaer, 1988.