beschrijving

Tweemast kofschip en schoenerkof
en eenmast kofschuit of -tjalk.
Ook het ezelsbruggetje.


Tekening van Björn Landström [1961]

 


Schilderij van H. Koekoek [1815-1882], "Kofschip aan een steiger, de zeilen drogend".

 


Zeldzame foto van een kofschip aan de hellingwal bij Scheefswerf Fikkers in Muntendam, datum onbekend.

 


Aquarel van Jacob Spin [1806-1875], "De schoenerkoffen Monnikendam en Verwachting voor het zeegat van Texel".


Tuigage van kofschip en schoenerkof
 

 

 
 

Kofschuit of koftjalk


De koftjalk ALIDA in Flensburg, maart 1913. Het schip zou in 1894 als eerste Nederlander het Holsteiner kanaal gepasseerd hebben.
(Het huidige Noord-Oostzeekanaal of Kielerkanaal behoort inmiddels tot een van de drukst bevaren kanalen ter wereld)
 


De in 1922 met vijf meter verlengde ijzeren Langendijker zeilkof  "Niets zonder Gods zegen" uit 1893.
 De kofschuit of koftjalk kreeg na een recente restauratie een nieuwe naam: "kofschip".
 Bron: artikel van G.Bosman in Spiegel der Zeilvaart, april 2003.

 

 

Ezelsbruggetje 't k o f s ch i p

Je kunt ’t kofschip gebruiken als je twijfelt over de spelling van de verleden tijd van werkwoorden of over het voltooid deelwoord. De medeklinkers uit ’t kofschip, t, k, f, s, ch en p, helpen je te bepalen of een zwak werkwoord de uitgang -te of -de krijgt in de verleden tijd. De uitgang -te wordt toegevoegd aan werkwoorden waarvan de stam eindigt op een van de medeklinkers uit ’t kofschip. Andere werkwoorden krijgen -de.
Lastige gevallen zijn leefde - geleefd en suisde - gesuisd. Je ziet in deze vormen de f en s staan, waarna je een t verwacht. Maar je moet voor de juiste uitgang kijken naar de klank/letter in het hele werkwoord. Dat zijn bij leven en suizen de stemhebbende v en z, waarna -de komt. De stam van deze werkwoorden is leev en suiz. Bron: Onze Taal.