Gedeelte van een gekuipte boegspriet


Afkomstig van Zr.Ms. fregat Adolf van Nassau [1860].
De linkermethode noemde men ook wel "schaakwerk" [CvY].
Uit de collectie van het scheepvaartmuseum Amsterdam.

Hier een mastbeschrijving uit 1861:
De eigenlijke mast bevat een middelgedeelte, stander of koning, dat uit twee aan elkander gelaschte stukken bestaat; het bovenste gedeelte, de top wordt regthoekig, het onderste gedeelte achtkant bijgehakt. Tegen den stander liggen de schalen, die den mast de behoorlijke dikte geven en door ijzeren kuipbanden bevestigd worden. Aan weerszijden van den top heeft men de wangen, die op 2/3 van de lengte van den mast naar beneden doorloopen. Voor tegen den mast houden de ooren, de wangen vast; zij steunen tevens de langzalings en vormen eene schuif waardoor de steng gaat. Tusschen de ooren van de mast ligt het rijbed, dat naar onderen verlengd wordt door de rijschaal; dit vormt een glad oppervlak, waarlangs de stengen en raas bij het strijken en hijschen glijden. Van onderen is de mast bijgehakt tot eene pen, die in het spoor, zijnde een zware klos met vierkante uithakking, rust. Het spoor van den grooten mast ligt op de kiel, die van den fokkemast op den oploop, die van den bezaansmast op het onderdek. De openingen in de dekken, waardoor de masten gaan heeten vissings. Zij worden goed voorzien en de mast daarin door keggen opgesloten. Van boven is de mast tot een dobbelsteen bijgehakt, waarover het ezelshoofd wordt gelegd; dit is een zwaar stuk hout, met eene vierkante uithakking voor den dobbelsteen en eene ronde opening, waar de steng doorgaat [Mw].