kennisbank voor pleziervaart
         en scheepvaarthistorie
 
 

Vaarroute 20, Rondje Veendam
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22
Route 20, Veendam:
Winschoten - Pekela - Veendam
sluizen 6.
hoogte 2.50m
diepgang 1.30m
afstand ±48km

Te combineren met:
Route 18, Winschoterdiep
Route 19, Bourtange

Route 21, Bareveld - Zuidlaardermeer

Route 20, Rondje Veendam, waterkaart A, Groningen/Noord Friesland.
Trailerhellingen in Oude Pekela, Veendam en Scheemda.
Het op deze pagina gebruikte filmfragment is van René Wessels.

De route start in Winschoten en gaat oostwaarts tot de Pekel Aa, die zuidwaarts opgedraaid wordt. Voorbij de Winschoterhoogebrug belanden we al snel bij Oude Pekela.

Pekela
Pekela is rond 1600 ontstaan, toen met de ontvening van dit gebied een aanvang werd gemaakt. Na de verveningsperiode ontstonden de scheepsbouw en de scheepsvaart. Vanaf het eind van de achttiende tot het begin van de twintigste eeuw hebben vele schepen, die de Pekela als thuishaven hadden, de wereldzeeën bevaren. In 1863 bestond de vloot van Pekela nog uit maar liefst 163 schepen. In mei 1990 is in een voormalige "kapiteinswoning" in Nieuwe Pekela een klein museum ingericht waar veel uit dat verleden in beeld is gebracht. Het Kapiteinshuis van dhr. Bram Westers is ook al jaren de aanlegplaats  van het museumschip " De Familietrouw ". Doordat de schepen steeds groter werden, was Pekela op een gegeven moment niet meer bereikbaar en kwam er een eind aan dit tijdperk. In Nieuwe Pekela nam de betekenis van de landbouw sterk toe en in Oude Pekela ontstond industrie. Er verrezen strokarton- en aardappelmeelfabrieken, die decennia lang werk boden aan een groot deel van de bevolking, maar ook van het Pekelerhoofddiep een open stinkend riool maakten. Gelukkig heeft de reconstructie voor een ware gedaanteverwisseling gezorgd. Voorbij Oude Pekela varen we op dat Pekelerhoofddiep, thans een rustieke waterloop, voorzien van schoon water, nieuwe beschoeiingen, kaden, kadeversieringen, beplanting, nostalgische verlichting en nieuwe bruggen. We passeren nog Nieuwe Pekela en Boven Pekela en komen via een brug op het Stadskanaal om daar stuurboord uit te draaien richting Wildervank en Veendam. Er wordt op het Stadskanaal nog één sluis gepasseerd, het eerste verlaat in de serie van zeven tot voorbij Ter Apel. De sluizen zijn authentieke "verlaten", zoals ze vroeger gebruikt werden en worden nog steeds handbediend. Ze zijn vanaf Veendam genummerd als 1e verlaat t/m 7e verlaat.

Het unieke Oosterdiep
Het Stadskanaal gaat bij Bareveld na de spoorbrug aan stuurboord over in het Oosterdiep, dat door Wildervank en Veendam loopt. Direct na de kruising ligt het Batjeverlaat, waar soms lang op de brugwachterploeg gewacht moet worden, die verder meegaat tot voorbij Veendam. Het Oosterdiep is naar mijn weten het enige vaarwater in Nederland waar op een afstand van nog geen zes kilometer 26 beweegbare bruggen "genomen" moeten worden. Als er schepen arriveren, wordt de ploeg ingeseind door de sluismeester van Verlaat 1 op het Stadskanaal of omgekeerd bij Veendam door de brugwachter van de Veenhuizerbrug. Het personeel wordt verdeeld naar behoefte en de doorvaart is bijzonder goed geregeld. De praktijk leert dat deze brugwachters goud waard zijn voor de watersport. Dit zijn kerels, die op de ouderwetse meest handbediende bruggen, door weer en wind klaar staan, om met veel moeite, soms maar een paar bootjes, door te laten. En echt licht draait dat oude spul niet. Het piept en kraakt aan alle kanten, net zoals het jaren geleden ook al deed. Ook de sluizen zijn bijna allemaal handbediend en authentiek. Opvaartekens in de vorm van lichten zijn er niet. Als je over het Oosterdiep vaart, voel je een beetje hoe dat vroeger moet zijn geweest. En dan te bedenken dat de schippers en sluiswachters ook in de winter actief waren. Dat de schepen niet gemotoriseerd waren, maar werden gejaagd door een paard, of bij minder kapitaalkrachtige schippers door vrouw en kinderen. Langs de route vind je daar nog mooie bronzen beelden van. Na het Batjeverlaat vaar je bruggetje na bruggetje door de lintbebouwing, die ongemerkt van Wildervank in Veendam overgaat. Het leuke is dat vrijwel geen brug gelijk is. Ze openen ook heel verschillend. De een wordt naar opzij gedraaid, de ander is een "klap"  omhoog. Tussendoor zien we steeds een brugwachter op fiets, of scooter, voorbijkomen. Die gaat dan alvast een bruggetje vooruit, zodat je eigenlijk steeds door kunt varen. Halverwege kun je overigens uitblazen of overnachten in jachthaven Schipperskwartier aan oostelijke zijde. Bij het wegvaren de volgende dag zul je wel moeten wachten tot de brugwachterploeg (in de gewenste vaarrichting) aankomt. Snel aansluiten is dan geboden!

Veendam
Omdat de onregelmatige afwatering van het hoogveen een probleem vormde voor de dorpen Muntendam en Meeden, werd er in de Middeleeuwen aan de zuidkant van deze zandvlekken een veendijk aangelegd die een deel van de de lagergelegen weidegrond tegen het water beschermde. Tussen de zandeilanden lag nog een dijk de Hoge Dam. In het gebied tussen deze twee dijken ontstond Boven-Muntendam, het huidige Veendam. De bevolking bestond in de zeventiende eeuw hoofdzakelijk uit veenarbeiders en turfschippers. Doordat het scheepvaartverkeer door de vele sluizen tot wachten gedwongen was konden steeds meer middenstanders zich in Veendam vestigen.
Met het opschuiven van de turfgraverij naar het zuiden maakten de turfarbeiders plaats voor landbouwkolonisten uit het Oltambt. Veendam behield haar dienstverlenende functie, nu voor de nabijgelegen landbouwkoloniën. In het midden van de negentiende eeuw verwierf Veendam wereldfaam als zeevarende stad. De gevestigde rederijen hadden echter alleen een cargadoorsfunctie. Kapiteins, stuurlui en bemanningen hadden in Veendam hun winter verblijfplaats en spendeerden hun verdiende gage. In 1829 telt Veendam 150 winkeliers en ambachtelijke bedrijfjes, zoals weverkammenmakers, pettenmakers en pompmakers.
In 1861 verrees het eerste grote moderne industriebedrijf, de aardappelmeelfabriek van Steven Meihuizen en Cornelis Boon. De ontwikkeling van deze nieuwe industrie verliep stormachtig. Tussen 1860 en 1880 werden er niet minder dan 11 fabrieken opgericht. Het landschap rond Veendam is twee à drie eeuwen geleden ontstaan na het afgraven van het hoogveen en het in cultuur brengen van de vrijgekomen ondergrond. Veendam zelf heeft een veenkoloniale lintstructuur, behalve in de buurt van het centrum. Dat komt door het riviertje de Oude Ae, dat het parallel lopende Oosterdiep en Westerdiep in de noordelijke richting van elkaar lieten wijken. In het centrum is een prachtig overdekt winkelcentrum en natuurlijk mag het Veenkoloniaal museum niet vergeten worden. Naast informatie over het winnen van turf is het zeker zo interessant om de ontwikkeling van de kartonindustrie en daarmee de ontwikkeling van het gehele gebied te volgen. Er is ook een winkeltje met het uiterlijk van de jaren 60 met alle artikelen en verpakkingen uit die tijd. Verder kan je in de zomermaanden een ritje maken over de oude 26km lange museumspoorlijn tussen Veendam en Musselkanaal. Er is dan een geregelde dienst met een echte stoomlocomotieven. De stichting S.T.A.R. houdt met meer dan 120 vrijwilligers deze langste museumspoorlijn van Nederland in stand; niet alleen de lijn, maar ook de 7 beschikbare locomotieven. Het dienstschema van de S.T.A.R. is verkrijgbaar bij de VVV.

In het centrum van Veendam kan in het dwarse stukje Oosterdiep dat de verbinding vormt met het A.G. Wildervanckkanaal, net voor de schutsluis, uitstekend gelegen worden in jachthaven Molenstreek. Na het schutten komen we op het brede A.G. Wildervanckkanaal, dat na al die bruggetjes misschien wel even een verademing is. Via het Winschoterdiep komen we oostelijk varend langs het windmolenpark en Scheemda terug bij ons uitgangspunt Winschoten.