|
|
Vaarroute 6, Salland en Gelderse IJssel |
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 |
Route 6, Salland en Gelderse
IJssel: Meppel - Coevorden - Almelo - Deventer... sluizen 8 hoogte 5.00m diepgang 1.40m afstand ± 210 km Te combineren met: |
Uitgebreide informatie over Almelo, Deventer, en Zwolle, zou de routebeschrijving te lang maken, het VVV maakt je wel wegwijs. Op deze pagina alleen korte beschrijvingen van minder bekende plekken.
Hoogeveensche Vaart
Net als bij route 1 is Meppel vertrekpunt. Vanuit het
Meppelerdiep wordt de afslag Hoogeveensche Vaart genomen. Het huidige 25km lange kanaal
kwam in de tachtiger jaren in de plaats van de oude Hoogeveensche Vaart, die door Meppel
liep. Het oudste deel daarvan was een vergraven riviertje van Meppel tot Echten. Het
nieuwe kanaal loopt met een grote bocht aan de zuidkant om Meppel heen, om daarna de
verbrede loop van het oude kanaal te volgen. Omdat de verwachtte scheepvaartbewegingen
naar Hoogeveen zijn uitgebleven, wordt het kanaal in hoofdzaak door pleziervaart benut. Om
tot het hoger gelegen Hoogeveen te komen worden drie sluizen gepasseerd, waarvan de Nieuwe
Brugsluis bij Hoogeveen het grootste verval heeft. Op de vaart zijn goede ligplaatsen te
vinden bij Rogat in het haventje na de sluis, na de Ossesluis en bij het dorpje Echten,
waar ook brandstof kan worden ingenomen. In Hoogeveen kan worden aangemeerd direct na de
sluis en aan een steigertje na de 2e vaste brug. In beide gevallen zal de fiets nodig zijn
om in het centrum te komen.
Hoogeveen
Hooch Echten. Nieuw Echten. Dat waren de eerste namen van de nieuwe 'kolonie'. Het werd
Echtens Hoogeveen, later afgekort tot Hoogeveen. Verveners, rentmeesters, ambachtslui en
winkeliers vestigden zich rond het kruis van waterwegen, dat ontstond aan het eind van de
Nieuwe Grift, de latere Hoogeveensche Vaart. Deze waterwegen, voerden het veengebied in en
dienden voor de afvoer van de turf. Veenarbeiders
groeven op een onderlinge afstand van 160 meter niet minder dan 31 wijken. Die afstand was
het maximale, wat een arbeider met een kruiwagen vol turf nog doelmatig kon afleggen. De
Eerste Wijk is nu de Hoofdstraat van Hoogeveen. Eind 19e eeuw was Hoogeveen als
veenkolonie uitgespeeld. Aanverwante bedrijven als scheepswerven, turfstrooiselfabrieken,
steenfabrieken en kalkbranderijen verdwenen. Veel veenarbeiders, vooral in de dorpen,
schakelden over naar de landbouw. Hoogeveen groeide daardoor tot een agrarisch centrum.
Het grote weidegebied met zijn veeteelt zorgde voor een bloeiende veemarkt, die een van de
zeven grootste veemarkten van ons land was. Na de Tweede Wereldoorlog zijn de kanalen
gedempt en ontstond er een imposant kruis van wegen, maar met de voortvarendheid en het
rigoureuze van deze ingreep verspeelde het toenmalige stadsbestuur het karakter van
Hoogeveen. Overgebleven zijn sfeerloze lange winkelstraten en brede wegen, waar tot op
heden diverse verbeterende ingrepen (waterpartijen en groenvoorzieningen) het knusse van
een oude stad niet terug kunnen brengen.
Met ingang van 18 mei 2002 zijn er in de Industriehaven Zuidzijde ( na de Edisonbrug) door
de WSV Hoogeveen e.o. een 30-tal aanlegplaatsen voor passanten aangelegd. De ligplaatsen
zijn gratis met een max. ligduur van 3 dagen. Er zijn nog geen sanitaire voorzieningen,
watertappunt en elektra. Deze worden in de loop van 2002 aangelegd.
Dorpen aan de Verlengde Hoogeveensche Vaart
De Hoogeveensche Vaart komt uit op de smalle en ondiepere Verlengde Hoogeveense Vaart, die
van Hoogeveen tot Klazienaveen loopt met een mogelijkheid om via het Oranjekanaal tot
Emmen te komen. Langs de gehele vaart loopt een jaagpad en in de zomer van 2000 heeft men
nog een turfschip van Coevorden naar Meppel gejaagd. Bij Noordscheschut is een sluis
met daarna goede aanlegmogelijkheid. Op weg naar Coevorden komen we door de dorpen
Langerak, Geesbrug, Zwinderen, Grevenberg, Holsloot, Veenoord en Nieuw-Amsterdam. Bij
Nieuw-Amsterdam kan de route onderbroken worden door niet het Stieltjeskanaal aan
stuurboord te nemen, maar rechtdoor via Ericasluis en Klazienaveensluis naar Emmen te
varen. Op het 30km lange stuk worden alle bruggen op verzoek bediend, maar de brug in de
weg Oosterhesselen-Dalfsen, alleen op halve- en hele uren. Noordscheschut heeft zijn
ontstaan in het midden van de 19e eeuw te danken aan de verveningactiviteit. Het ontstond
als kern rond het meest noordelijke van de vele sluizen (of verlaten), die er waren in de
Hoogeveensche Vaart tot Meppel. Toen in 1851 het kanaal werd 'verlengd' naar de venen in
Zuidoost-Drenthe, vestigden zich hier vooral verveners en neringdoenden. Langerak,
Grevenberg en Holsloot zijn gehuchten met slechts een paar (kleine verveners)huizen.
Geesbrug een aantrekkelijk veendorp met wat voorzieningen en Zwinderen een oud esdorp met
mooie ligplaatsen. Iets ten noorden van Zwinderen het mooie authentieke oud-Drentse Gees,
waarvan een gedeelte als beschermd dorpsgezicht is aangewezen. Hier
vinden we tevens de staatsbossen en het natuurreservaat de Hooge Stoep, tezamen een
grote oppervlakte heide, bos en vennen vormend, waar uitgebreid kan worden gewandeld en
gefietst. Bijna elke brug biedt meerdere aanlegplaatsen en voorbij Zwinderen zijn twee
"Marrekrite" achtige plekken, zoals die in Friesland voorkomen. Bij Holsloot
passeren we de Holslootbrug met chauffeurscafé De Jachtweide en even verder de rustieke
Hoolbrug, een draaibrug. Uiteindelijk komen we uit bij de spoorbrug van Veenoord dat tegen
Nieuw-Amsterdam is gebouwd. Bediening is op afstand en wordt aangevraagd via een knop. In
het veendorp Nieuw-Amsterdam zijn een aantal prachtige steigers en je ligt dicht bij het
winkelcentrum.
Coevorden
Na de 2e brug wordt stuurboord afgeslagen naar het Stieltjeskanaal. Het kanaal is 12km
lang met een sluis. Onderweg is slechts één afmeerplek bij een camping, waar ook water
en brandstof kan worden ingenomen. Het kanaal is op het eerste stuk voorbij de sluis
begrensd door hoge oevers, die pas in de buurt van Coevorden geleidelijk lager worden,
waardoor weinig van het landschap valt te zien. Bij Coevorden aangekomen zie je na de 2e
draaibrug een bordje "jachthaven". Deze havenkom met prima langssteigers en
toilet/douche voorziening ligt tegen het centrum en is zonder voorbehoud aan te bevelen.
Coevorden is een oude vestingstad uit de 16e eeuw, maar ontstond al veel eerder als
marktcentrum. De oudste schriftelijke vermelding van Koevoorde, de plek waar
de boeren vroeger hun koeien door de doorwaadbare plek (voorde) in de rivier dreven,
dateert van 1148. Sinds mensenheugenis lag Coevorden strategisch op een zandrug in het
uitgestrekte Bourtanger Moeras (zie route 19).
Reizigers waren gedwongen door de kasteelstad te trekken als ze van Groningen naar Munster
of andersom reisden. Dit gegeven maakte Coevorden interessant voor generaals en
kooplieden. En met hen kwamen ambachtslieden, wetenschappers en kunstenaars. Coevorden
werd een welvarende vestingstad. Het kreeg in 1408 stadsrechten en in de 17e eeuw
voltooide Menno van Coehoorn de fortificaties, die dus een eeuw eerder was ingezet. Een
deel van de vestinggracht is terug te vinden in het prachtige stadspark dat werd ontworpen
door Leonard Springer. Het park is zeker een bezoek waard en ligt vlak bij de haven.
Coevorden kent verder een aantal zeer gezellige winkelstraten, die stervormig uitkomen op
de Markt, die tegen de haven aan ligt. Alles dus binnen loopafstand. Als we de route
vervolgen naar het Coevorden-Vecht kanaal varen we tot de eerstvolgende brug door een kort
stuk vestinggracht.
Gramsbergen
Het Coevorden-Vechtkanaal loopt zoals de naam het al zegt tot de Vecht en is maar 4km
lang. De Overijsselse Vecht is op dit gedeelte helaas alleen bevaarbaar voor kano's. Het
bevaarbare gedeelte is beschreven bij route 5. Na een sluis en
de kruising met de Vecht heet ons vaarwater Kanaal Almelo-De Haandrik. Deze
ongewone kruising van een kanaal met een riviertje is aan de noordzijde begrensd door
Sluis De Haandrik en aan de zuidzijde door de Coevordersluis die meestal open staat. Al
snel daarna zijn we bij het plaatsje Gramsbergen met aan de zuidkant een leuk
jachthaventje met alle faciliteiten. Gramsbergen, de woonplaats van onze schaatser en
skeeler Erik Hulzebosch is waarschijnlijk rond 1350 ontstaan. Een aanrader is het
Engelandsche Bosch dat tussen Gramsbergen en Hardenberg ligt. Het reservaat is relatief
onbekend. Het is ook niet zo groot. Zeker als je het vergelijkt met de veel uitgestrektere
bossen ten zuidwesten van Hardenberg. Veel mensen zul je er dan ook niet tegenkomen.
Alleen de gedeeltes van de route die samenvallen met het Vechtdalpad worden redelijk veel
belopen. Het bestaat in hoofdzaak uit gemengd bos en enkele dennenbosjes. Ook is er een
rest van een zandverstuiving en een grotendeels dichtgegroeide Vechtarm. Opvallend zijn de
kleine, bloemrijke weilandjes die verspreid in het bos liggen. Economisch nauwelijks
rendabel dus ook nooit echt intensief bewerkt.
Twentekanaal
De ophaalbruggen op het Kanaal Almelo-De Haandrik worden door meerijdende brugwachters
bediend, waardoor de doorvaart in een vlot tempo geschiedt. Het kanaal is in vijf blokken
verdeeld en als je onderweg een stop maakt is het wel zo handig dit aan de brugwachter van
de laatste brug die je passeerde te melden. In Marienberg kan e.v.t. aangemeerd worden bij
de loswal. Doordeweeks is de kans echter groot dat je weg moet vanwege een binnenschip.
Goede aanlegmogelijkheden voor de pleziervaart zijn alleen verderop bij Vroomshoop,
Daalerveen en Vriezenveen. Het kanaal loopt tot de sluis bij Aadorp, waarna bij de
driesprong rechtdoor een jachthaven van WSV De Brug en stuurboord uit in het zijkanaal van
Almelo naar het Twentekanaal (onze route) een jachthaven van WSV Almelo is. Ook kan
doorgevaren worden tot het centrum van Almelo. Wijzelf hebben prima overnacht aan de los-
en laadkaden van de Buitenhaven aan het zijkanaal. Het zijkanaal is prachtig breed
vaarwater, maar er zijn 16km lang geen aanlegmogelijkheden tot het Twentekanaal. Het
Twentekanaal zelf stelt op dat punt overigens ook teleur. Er zijn mogelijkheden aan de
loswallen van Markelo, Goor en Delden, maar een overnachting of verlaten van het schip is
sterk af te raden. De beroepsvaart (ook 's nachts) geeft een geweldige zuiging en het is
niet denkbeeldig dat meerlijnen knappen. Beter zijn de passantenhavens van Lochem en
Almen, maar ook daar kan bij passeren van een binnenschip het gat worden
"leeggezogen", waardoor in enkele seconden een niveauverschil van wel 20cm kan
optreden. Toch is b.v. het knusse stadje Lochem een aanrader. Het ligt midden in de bossen
en prachtige fietstochten zijn mogelijk. Veel kastelen en landhuizen zijn vrij te
bezichtigen.
Gelderse IJssel
Het Twentekanaal eindigt, of begint zoals je wilt, bij de Eefdersluis naar de Gelderse
IJssel. We hebben dan vanaf het zijkanaal 35km afgelegd. Pleziervaart wordt alleen geschut
met beroepsvaart en gelukkig is er aan bakboordzijde een aparte wachtsteiger. De IJssel
loopt tot het Ketelmeer, maar wij gaan stroomafwaarts tot de Spooldersluis bij Zwolle, een
afstand van zo'n 50km. Na langdurige regenval kan de IJssel snel stromen, maar de normale
snelheid bij Deventer is 4 à 6 km per uur en tot 1 à 2 km per uur bij Zwolle. We krijgen
zeker te maken met beroepsvaart en blauwe borden. Zeer
hinderlijk kunnen de grote speedjachten zijn, die hier weliswaar hard mogen varen, maar
geen hinderlijke golfbeweging mogen veroorzaken. Dat laatste wordt, op een goede
uitzondering na, met voeten getreden. Kijk voor verdere tips bij de inleiding van ANWB
vaarkaart D, Gelderse IJssel. Het is, zeker voor de eerste keer, een aparte ervaring
stroomafwaarts op een behoorlijk snelstromende rivier te varen. Het gaat hard! Op de
IJssel spreken we stroomafwaarts gezien van linker en rechter oever en niet meer van
bakboord en stuurboord. Kijk voor de gebruikte betonning op de navigatiepagina.
Aan de rechteroever beneden kilometerraai 935 ligt een baggergat. Even verder kun je ook
liggen aan de kade van Deventer. Het is echter evenals op het Twentekanaal af te raden van
boord te gaan. Het kan er behoorlijk spoken. Voorbij Deventer is echter een baggergat met
de thuishaven van Zeil en Motorboot vereniging Deventer. Daar kan je in rustig water aan
goede steigers overnachten. Voor een bezoek aan Deventer is dan wel een fiets nodig. Tot
Zwolle zijn er nog de volgende mogelijkheden:
Linkeroever beneden kilometerraai 962:
Veessen, jachthaven IJsselzicht.
Het dijkdorpje Veessen heeft
voor de liefhebber een aardige trekker. De stellingmolen "Molle van Bats", die
meestal op zaterdag draait met daarnaast de "Stoom van Jan", die in 1888 naast
de molen werd gebouwd om te malen als de wind het liet afweten. De stoomaandrijving is
vervangen door een stationaire dieselmotor die stamt van voor de tweede wereldoorlog. Deze
motor moet op zijn sloffen de oude maalstenen weer in gang kunnen zetten. Het opknappen
van de motor en van de maalinrichting moest in 2000 nog beginnen maar gezien de eerdere
resultaten zal dit voor de Stichting Molenbezit en de enthousiaste vrijwilligers geen
probleem zijn. Wellicht is e.e.a. inmiddels gereed.
Rechteroever bij kilometerraai 965: Wijhe, gemeentelijke
passantenhaven.
Wijhe, met een prachtig uitzicht op de uiterwaarden, is een verdraaid leuk
plaatsje om te winkelen. In de gemeente liggen de staatsnatuurreservaten Tichelgaten
Windesheim en de Buitenwaarden met botanisch en ornithologisch belangrijke plassen en
moerasgebied en de landgoederen De Gelder, Hagenvoorde en Het Nijenhuis. Grootmoeders tijd
komt terug in de Oudheidskamer IJsselstreek (Kerkstraat 34). Dit museum bestaat uit 8
ruimten, zoals een kruidenierswinkel en een keuken met artikelen en huishoudelijke
voorwerpen. Verder zijn er veel voorwerpen en klederdrachten van ambachtslieden te zien.
Een ander simpel uitstapje is het Wijhese Pontveer. Vaar eens een keer heen en weer om de
rivier met andere ogen te bekijken.
Linkeroever beneden kilometerraai 977, Hattem,
gemeentelijke passantenhaven.
Hattem, is een oud hanzestadje
dat in 1299 stadsrechten kreeg, maar reeds uit 891 dateert een bericht over Hattheim. Zowel
uit handels- als uit militair oogpunt had het stadje een gunstige strategische ligging,
wat leidde tot een lidmaatschap van de Hanze. De binnenstad is aangewezen als beschermd
stadsgezicht en herbergt vele monumenten en een aantal musea: Anton Pieckmuseum/
Streekmuseum Voermanhuis en Nederlands Bakkerijmuseum. Van de laat-middeleeuwse
vestingwerken van het stadje Hattem resteren o.a. de versmalde grachten, een stuk muur aan
de zuidoostzijde en het sierlijke gebouw de Dijkpoort.
Rechteroever bij kilometerraai 980, Zwolle, gemeentelijke
jachthaven Katerveer.
Na Zwolle kan gekozen worden voor de terugweg via het Zwarte Water, of een voortzetting
over de IJssel naar Kampen. In beide gevallen kan hiervoor de beschrijving van route 4 gebruikt worden. In het eerste geval vanaf de Spooldersluis tegengesteld, in het 2e geval vanaf de
Spooldersluis met de route mee.