kennisbank voor pleziervaart
         en scheepvaarthistorie
 
 

Vaarroute 11, Friese meren ZW, deel I
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22
Route 11, Friese meren ZW, deel I:
Een zwerftocht
sluizen geen
hoogte staande mast

Te combineren met:
Route 12, Friese meren NO
Route 13, Franeker/Harlingen
Route 14, Dokkum

Route 11, Friese meren ZW, waterkaart B, Friese meren.
Trailerhellingen Friesland.

De beschrijving van de Zuidwestelijke Friese meren is dusdanig lang, dat een splitsing gemaakt moest worden. Op deze pagina deel I, met de meest westelijke meren 1 t/m 4 en omliggende plaatsen. Op de volgende pagina deel II, de meren 5 t/m 10.

Deze route is eigenlijk geen route, maar een zwerftocht. De meren, brekken, verbindingsvaarten (in Friesland veelal sloten genoemd) en plaatsen, worden beschreven in volgorde van nummer. Alleen de grote meren zijn op het kaartje genummerd, maar de kleintjes komen wel degelijk aan bod. Aanlegplaatsen zijn lang niet allemaal vermeld; er zijn teveel mogelijkheden. De ANWB waterkaart is onontbeerlijk. Aanlooproutes voor het gebied zijn Stavoren, Workum, Makkum, Akkrum, Echtenerbrug of Lemmer en hoewel het niet zo hoort, zijn de plaatsnamen op Hollandse schrijfwijze gebruikt, met daarachter de officiële Friese benaming. Excuus aan de Friezen. Veel van de informatie op deze pagina komt van www.friesnet.nl en www.friesland.org. Voor afbeeldingen is o.a. medewerking verleend door de Digitale Regio Friesland en verder is dankbaar gebruik gemaakt van informatie van VVV Fryslân.

Fryslân
Een uitgebreide ontstaansgeschiedenis met hyperlink vind je onder deze klik

Meren, plassen en plaatsen op beide pagina's in alfabetische volgorde.
 

Makkum
Makkum zou zonder twijfel de 12e stad kunnen zijn in de provincie Friesland. Makkum heeft een stedelijke structuur uit de eerste helft van de 17e eeuw met statige koopmanshuizen en rijk versierde woningen. Door haar ligging aan de kust was Makkum van oudsher een haven- en vissersplaats en het centrum van de aardewerk-industrie. Er waren onder andere steenfabrieken, panwerken, hout-, olie-, papier- en pelmolens, scheepswerven en meer dan 100 kalkovens. De grote scheepvaartactiviteiten zijn door de verzanding van de Zuiderzee verdwenen, maar scheepsbouw en productie van aardewerk en tegels vormen nog de belangrijkste plaatselijke industrieën. Nog steeds is Makkum beroemd om het drie eeuwen oude aardewerk van de familie Tichelaar (een 'tichelaer' was een tegelschilder) en het jongere bedrijf Altena & Krooyenga. In de 17de eeuwse waag is het museum van Fries Aardewerk ondergebracht. Bron: VVV Makkum. Als je Makkum vanaf het IJsselmeer nadert is het van ver herkenbaar door de torenkraan en grote loods van de scheepswerf. De havengeul is herkenbaar aan het witte strand van de Makkumerwaard aan weerzijde van het Makkumerdiep. Denk er aan de vaargeul aan te houden, want de aanloop buiten de betonning is aan zuidzijde ondiep. Aanleg- en overnachtingsmogelijkheden zijn er legio. Buiten de gemeentelijke ligplaatsen kent Makkum niet minder dan 7 jachthavens. Kijk in de Almanak. Om in het ZW merengebied te komen kan het best via de Grote Zijlroede en Van Panhuiskanaal richting Workum gevaren worden.

Workum (Warkum)
De elfstedenplaats Workum kenmerkt zich door een lange straat die aan beide zijden is bebouwd. Ooit was dit het water "Wymerts". Hoewel Workum niet aan zee ligt, deed de stad toch volop mee aan de zeehandel. Dat was mogelijk doordat de brede waterweg It Soal in verbinding stond met de vroegere Zuiderzee, het huidige IJsselmeer. Wie vanaf het IJsselmeer It Soal opvaart, komt na precies twee kilometer een schutsluis tegen. Daar begint Workum. Schilderachtig weerspiegelen de huisjes op de dijk in het water. Vlakbij de sluis staat scheepswerf De Hoop. Al meer dan drie eeuwen worden hier schepen gebouwd en gerestaureerd. Ook nu nog is de werf volop in bedrijf. Langs de kuststrook van de voormalige Zuiderzee is veel ambachtelijk aardewerk te vinden. Zo ook in Workum. Kenmerkend is het eenvoudige bruine aardewerk met decoraties in ringeloortechniek. In het begin van de 20e eeuw deed de kerfsneetechniek zijn intrede. Als je geïnteresseerd bent in aardewerknijverheid, moet zeker een kijkje genomen worden in een van de aardewerkateliers die deze technieken nog steeds toepassen. Verder natuurlijk het museum van de in het jaar 2000 overleden Jopie Huisman. Deze voormalige lompenboer en handelaar in oud ijzer leerde zichzelf schilderen en koos als onderwerp veelal zijn eigen lompen. Zijn vermogen het alledaagse en de armoe op intens gedetailleerde wijze weer te geven, wekt alom veel bewondering. Vanaf het IJsselmeer is Workum gemakkelijk te bevaren. Vanaf scheidingston H2W1 gewoon de rode bakens aan bakboord houden. Uiteraard niet de tonnen die zuidwaarts lopen, dat is de aanlooproute voor Hindeloopen (Hylpen).

1. Oudegaaster Brekken
Ten oosten van Workum, samen met de zuidelijk gelegen Vlakke Brekken. De steile spitse toren van de kerk van Oudega is een oriëntatiepunt in het oosten, waar je ook jachthaven De Bearshoeke vind. Aan de westzijde zijn op de scheiding met de Vlakke Brekken aantrekkelijke aanlegmogelijkheden. Het water is overal goed bevaarbaar met een gemiddelde diepte van 1.40m. Ondiepten aan de kant zijn op de kaart duidelijk aangegeven. Op de Vlakke Brekken zijn aan de zuidoever diverse afmeerplaatsen, alsmede langs de oever van de Grons, die samen met de Korte Vliet de verbinding vormt met het Zandmeer, dat ten westen van het Grote Gaastmeer ligt. Zandmeer en Grote Gaastmeer vormen de vaarverbinding tussen Workum en de Fluessen. De drie brekken zijn de minst drukke plassen van Friesland.
2. Zandmeer en Grote Gaastmeer
Het Zandmeer vormt met het oostelijk gelegen Grote Gaastmeer een twee-eenheid tussen Workum en de Fluessen met het Heeger Meer. Aan het noordelijk gelegen schiereiland tussen de twee meren zijn goede aanlegmogelijkheden. De minimum vaardiepte, behalve in de westhoek van het Zandmeer naast de Korte Vliet, is 1.40m. Vanuit het Grote Gaastmeer kunnen we oostelijk via de Inthiemasloot op de Fluessen en het Heeger Meer komen.
3. Heeger Meer,
4. Fluessen, De Oorden,
    Oude Karre en Morra

De vier meren beginnen in het noorden met het Heegermeer, waaraan het dorp Heeg ligt. Hier zijn enige aanlegplaatsen en direct aan het meer is een passantenhaven. Oostelijk van het eiland Rakkenpôlle, waar ook aanlegplaatsen zijn, kan zonder bruggen, via de Rakken naar Woudsend gevaren worden. Midden door de meren loopt het Johan Friso kanaal dat van het Prinses Magriet Kanaal naar het IJsselmeer bij Stavoren voert. Aan de zuidoostzijde gaat het meer over in de grootste van de vier, de Fluessen. Er is een goede zeilroute met dieptes grotendeels meer dan 1,5 m en er liggen meerdere eilanden, waarvan de Kruispôllen en Langehoekspôlle door de Marrekrite zijn voorzien van een groot aantal steigers. Direct aan het meer ligt Elahuizen, een klein watersportdorp dat beschikt over meerdere aanlegmogelijkheden waaronder jachthaven De Koggeplaet. Verder zuidelijk gaat de Fluessen na een kort stukje kanaal over in De Oorden en direct aan dat meer gelegen vind je het bij Koudum behorende ontspanningscentrum "De Kuilart" en bij de Galamadammen (brug naar Koudum) twee jachthavens en een goed hotel. De Oorden grenst in het zuiden aan het meer Oud Karre, waaruit een verbindingsvaart loopt naar het plaatsje Balk en het Slotermeer. De Oorden zelf gaat, het Johan Friso kanaal volgend, over in de Morra, het laatste meer in zuidelijke richting, dat het kanaal omsluit. Vanuit de Morra kan, mist je niet hoger bent dan 2.15m, via Kruisvaart en Indijk naar Hindeloopen (Hylpen) gevaren worden.

Heeg (Heech)
Tot Heeg wordt ook Osingahuizen gerekend. Van oudsher is Heeg een vissersdorp. Evenals vanuit Gaastmeer, werd ook vanuit Heeg tot in de dertiger jaren van de 20e eeuw paling met palingaken
geëxporteerd naar Engeland. De schepen werden op z'n Fries ielaeck genoemd. De paling werd in een aantal beunen levend gehouden en een aak kon tot zo'n 14.000 pond vervoeren. Tegenwoordig is Heeg een typische watersportplaats. Niettemin heeft Heeg een groothandel in zoetwatervis annex palingrokerij behouden, die naar alle Europese landen exporteert. Het centrum telt diverse historische panden, waarvan het kapiteinshuis een fraai voorbeeld is. De Syl is karakteristiek voor Heeg en rondom de N.H. kerk uit 1745 lopen fraaie straatjes. Heeg telt goede winkelvoorzieningen, voor "elk wat wils". In de zomermaanden biedt de winkelstraat een promenadeachtige aanblik met veel flanerende watersporters in kleurige zeiljacks. Wat de bedrijvigheid betreft zijn de bakens verzet. Heeg vormt een goede uitvalsbasis voor het uitgestrekte merengebied van Zuidwest Friesland en het IJsselmeer. De talrijke voorzieningen in de recreatieve sector liegen er niet om: een jeugdherberg, diverse werven, waarop zowel kruisers als tjotters en andere platbodems worden gebouwd, jachthavens, zeilscholen, vakantiewoningen, campings, botenverhuurbedrijven, drie horecaondernemingen en uiteraard een VVV-gebouw. Door de brug van Osingahuizen passeren op de route Sneek-IJlst-Heeg-Woudsend jaarlijks duizenden boten. Verder is, als je er van houdt, het particulier museum van mevrouw A. v.d. Heide, Nijedyk 51 over het Oranjehuis het bekijken zeker waard. Bron: o.a. VVV Heeg.

IJlst (Drylts)
Ten noorden van Heeg, halverwege de vaarroute naar Bolsward vinden we de elfstedenplaats IJlst gelegen op het kruispunt van de Wijde Wijmets naar Heeg, de Bolswardervaart naart Bolsward en de Geeuw naar Sneek. Aan de zuidoostelijke kant komen daar nog in het verlengde van de Eegracht, de Jutrijpervaart naar Zwarte Brekken en Het Zouw (ook naar Heeg) bij. Het oude centrum dateert van omstreeks 1270, maar de tand des tijds heeft weinig grip gehad op deze historische erfenis. Aan de rijke geschiedenis van scheepsbouwers herinnert nu alleen nog een moderne scheepswerf. Toch bloeide in de 18e eeuw de scheepsbouw enorm, vooral op Uilenburg. IJlst was gespecialiseerd in de bouw van koggen, een breed scheepstype. Aan de karakteristieke lange streek tref je een grote verscheidenheid aan woonhuizen en kleine bedrijven aan, waaronder de schaatsenfabriek Frisia. Langs de Eegracht staan voornamelijk huizen uit de 18e eeuw, met brede renteniershuizen als belangrijkste blikvanger. De structuur van de gracht is opvallend te noemen: de typische overtuinen en straatjes omzoomd met lindebomen. Op nummer 32 staat een huis dat de Messingklopper wordt genoemd. Het originele renaissancehuis ontleent zijn naam aan de voormalige bewoner, een koperslager. Typerend op de gevel van het huis zijn de zogenaamde "ossenogen", vensters omlijst met een zandstenen ornament als verlichting van de gang.
Aan het water De Geeuw staat de houtzaagmolen "De Rat". Deze molen werd ooit uit de Zaanstreek naar IJlst verplaatst. Bijna een eeuw lang heeft een houthandel gebruik gemaakt van de molen. Daarna wilde men hem afbreken, maar de provincie weigerde een sloopvergunning af te geven. De gemeente kocht De Rat en na een zorgvuldige restauratie kon de "Monnikmolen" met zijn grote schuren in 1978 weer in gebruik worden genomen. Tot op de dag van vandaag worden er nog steeds flinke boomstammen tot planken verzaagd. De molen is te bezichtigen. Bron: VVV IJlst.

Woudsend (Wâldsein)
Woudsend, gelegen tussen het Heegermeer en het Slotermeer, is een echt watersportdorp. Belangrijk is dat Woudsend centraal gelegen is op een kruispunt van waterwegen, met verbindingen naar alle belangrijke vaarwateren van Friesland. Op korte afstand van het Slotermeer met zijn verbindingen naar o.a. Balk, Sloten, Lemmer en het IJsselmeer. Uniek is dat de watersporter alle benodigdheden dichtbij elkaar kan vinden. De haven aan de Rakken ligt bij het centrum met de supermarkt. In het dorp is verder alles te vinden. Van watersportzaak tot werf, van vishal tot slijterij, van restaurant tot snackbar. De Midstraat, de kleine steegjes en winkeltjes voeren je terug in de tijd. Eveneens bezienswaardig in deze straat is het Prentenkabinet. Bij de houtzaagmolen ligt meestal de trots van Woudsend afgemeerd, het skûtsje Klaas van der Meulen (gebouwd in 1911 ) Jaarlijks is Woudsend met dit skûtsje in de top van het klassement van de S.K.S. (Sintrale Kommisje Skûtsjesilen) te vinden.

Koudum
Midden in de agrarische zuidwesthoek van Friesland ligt Koudum op een hoge keileemrug. Koudum is meer dan duizend jaar oud. Al in documenten uit de negende eeuw wordt het genoemd, Colwidum heette het toen; 'bos op hoogte'. Maar uit die tijd zijn er in Koudum geen aanwijsbare sporen meer. Net als het nabij gelegen Molkwerum was Koudum een zeevaardersdorp. Tegenwoordig wonen er evenveel agrariërs als eertijds zeevaarders. De site www.koudum.nl geeft helaas bar weinig toeristische of historische informatie, eigenlijk niet meer dan dat de typische boerderij een grote rode kap met riet en dakpannen heeft en wordt beschermd tegen de wind door een ring van bomen. De site is dan ook bedoeld om bedrijvigheid op het platteland te stimuleren. Leuk is te weten dat de inwoners beantsjes (uitspraak: bjentsjes) genoemd worden, omdat boontjes op de Koudumer keileem zo goed gedijen. Het haventje van Koudum wordt eigenlijk alleen nog maar gebruikt door de pleziervaart met goede verbinding naar de meren en via Stavoren naar het IJsselmeer. Met een laag schip (kruiphoogte 2.15m) kan ook via de Indijk naar Hindeloopen (Hylpen) gevaren worden.

Hindeloopen (Hylpen)
De houten bruggen over smalle grachtjes geven de stad Hindeloopen een bijzondere sfeer. In deze Friese elfstedenstad doet nog veel herinneren aan de glorietijd die Hindeloopen beleefde in de 17e en 18e eeuw. Er werd toen een levendige handel gedreven met Noorwegen, de Oostzeelanden en Rusland. Veel van de verdiensten werden in Amsterdam, waar Hindeloopen een goede relatie mee had, uitgegeven aan kostbare stoffen en voorwerpen die door de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) werden aangevoerd. Hierdoor groeide Hindeloopen uit tot een centrum van interieur- en schilderkunst. Door hun rijkdom hadden de Hindeloopers ook hun eigen kleurrijke klederdracht. In de smalle straatjes staan nog steeds enkele kapiteinshuizen met kleine ankers op de gevel, als teken dat de schipper nog vracht kon aannemen. In de zomer woonden de zeemansvrouwen met hun kinderen in de kleine huisjes achter de grote woningen, dit zijn de 'likhûzen'. In het vroegere stadhuis is het museum 'Hidde Nijland Stichting' gevestigd, waar je kennis kunt maken met de typische Hindelooper cultuur. Er zijn ligplaatsen aan de Indijk bij de Indijkbrug en aan de Noorder Dijkvaart. Als je ter plaatse niet bekend bent, kan vanaf het IJsselmeer komend, het best op de scheidingston H2W1 van Workum aangekoerst worden, om daarna de rode betonde lijn in zuidelijke richting aan bakboord te houden.

Stavoren (Starum)
Gesticht in de vijfde eeuw voor Christus is Stavoren samen met Dokkum de oudste Friese stad. Door handel te drijven met Engeland, Frankrijk en Scandinavië was Stavoren zeer welvarend. Toch kwam in de Middeleeuwen een raadselachtig einde aan die welvaart. Pas met de opkomst van de pleziervaart is de haven door zijn gunstige ligging herontdekt. Nu ligt het er vaak vol met kotters en klippers die deel uitmaken van de ‘Bruine Vloot’. De schepen zijn zeer geliefd voor charters en dat maakt Stavoren ’s zomers zeer levendig. Het hele havengebied is dan ook geschikt voor de moderne watersporter. Aan de teloorgang van Stavoren is de bekende legende van het vrouwtje van Stavoren gewijd. Vanaf het IJsselmeer zijn de havendammen van de Nieuwe Voorhaven, de toegang tot de Joh. Frisosluis, moeilijk te onderscheiden. Bij nadering kan je koersen op het gebouw met de holle daklijn. Dat is het J.L. Hoogland gemaal. Het rood gekleurde havenlicht op de westelijke dam wordt dan gaandeweg zichtbaar.

Lees verder op de volgende pagina.