kennisbank voor pleziervaart
         en scheepvaarthistorie
 
 

Vaarroute 3, Zuiderzeehavens Overijssel
1  2  3  4  5  6  7  8  9  10  11  12  13  14  15  16  17  18  19  20  21  22
Route 3, Zuiderzeehavens Overijssel:
Genemuiden - Blokzijl - Genemuiden
sluizen 2
hoogte korte route 2.65m
hoogte lange route 5.50m
diepgang 1.40m
afstand 30km of 45 km

Te combineren met:

Route 1, Wieden en Weerribben
Route 2, Rondje Kuinre

Route 3, Zuiderzeehavens Overijssel, waterkaart C, Noordwest-Overijssel.
Trailerhellingen in Blokzijl, Genemuiden, Giethoorn en Vollenhove.

Genemuiden
We nemen als startpunt Genemuiden, maar in elke plaats aan de route kan natuurlijk begonnen worden. De voormalige Zuiderzee liep hier langs Vollenhove, Blokzijl, en Kuinre. Het gebied is sedert 1942 ingesloten door de Noordoostpolder. Kampen en Genemuiden net iets landinwaarts aan de riviermonding van resp. Zwarte Water en IJssel konden ook als Zuiderzeehaven aangeduid worden. In het haventje van Genemuiden kan uitstekend overnacht worden, je ligt tegen het centrum aan, waar op dinsdagmiddag een gezellige markt is.
Genemuiden kreeg in 1275 stadsrecht. Daarvoor was het onder Romeins bewind niet meer dan een gehucht, bekend onder de naam Navalia. Ze ontwikkelde zich tot een vissersplaats van belang (zalm) en werd daarnaast bekend door de mattenindustrie waar de biezensnijders de grondstof voor leverden. Deelnemers aan het "Buuznpad" (wandelroute verkrijgbaar bij het Tapijtmuseum) maken in vogelvlucht kennis met het oude stadje Genemuiden. Al voor 1600 werden hier biezen gesneden (de lange stengels van een oeverplant) en zeker toen omstreeks 1700 de visserij afnam kwam deze vorm van huisindustrie sterk op: een groot deel van de bevolking vond een bron van inkomsten in het matten van biezen. Leven en werken aan het water bracht welvaart, maar eiste ook regelmatig z'n tol. De voortdurende strijd tegen de dreiging van de Zuiderzee bracht "brood en dood". Tot op de dag van vandaag vertellen het omringende water en de slingerende dijken rond Genemuiden een stukje van die roerige geschiedenis. Het "Buuznpad" begint voor het gebouw van de Oudheidkamer, waar het verleden herleeft. Er wordt al snel duidelijk dat niet alleen het water (bij storm sloegen golven onbarmhartig over deze dijken), maar ook een vlammenzee hier geregeld huis hield. De stad werd in de loop der eeuwen meer dan eens geteisterd door alles verwoestende stadsbranden. Oorzaak dat maar weinig echte oude panden bewaard bleven. Zo staan 1698, 1738 en het inferno van 1868 de geschiedschrijvers in het geheugen gegrift. Sinds dat rampjaar is het verboden om nog hooibergen te houden bij boerderijen in de stad. Ze werden voortaan gesitueerd aan de Achterweg, een straat waar sinds 1869 zelfs een wettelijk rookverbod van kracht is (tot de dag van vandaag de enige straat in Europa). Ook de voormalige petroleumkelders in de dijk richting Sas (die op dit moment [2002] gerestaureerd worden) zijn nog stille getuigen. Opslag thuis van brandstof voor huis- en straatverlichting was uit den boze. Vanwege brandgevaar werden even buiten de stad centrale kelders gebouwd. Verder is een bezoekje aan het stoomgemaal Mastenbroek aan de Kamperzeedijk het overwegen waard. Enigszins berucht bij watersporters is de kabelpont (autoveer) die de verbinding met Zwartsluis onderhoudt.

Zwolse Diep en Vogeleiland
Vanuit Genemuiden draaien we bakboord het Zwarte Water op, waar na een goede 500 meter een vluchthaventje gepasseerd wordt, dat zeer intensief wordt gebruikt. Het is in 2008 opgeknapt. Het Zwarte Water gaat over in het Zwolse Diep met aan stuurboordzijde het Vogeleiland. Vanaf daar is de vaargeul door tonnen aangegeven. De drie vaargeulen van Zwolsche Diep, Zwanendiep en Zwartemeer komen ter hoogte van het Vogeleiland bij elkaar. Dit wordt gemarkeerd met groot-formaat betonning, de lichtopstand die daar vroeger stond, is verdwenen. Daar draaien we stuurboord uit richting Kadoeler- keersluis en brug. Het stukje water tot Kadoelen kan bij stevige westenwind aardig spoken. Het water van het Zwarte Meer wordt opgestuwd tegen het Vogeleiland. Een vleugje Zuiderzee? We zijn aangeland op het Kadoelermeer dat doorloopt tot Vollenhove, een mooi breed beschut water. Na een goede 4 km is er mogelijkheid tot een uitstapje naar Kraggenburg in het Voorsterbos. We zullen daartoe de Voorstersluis naar de NO-polder moeten nemen met een spectaculair verval van 5 meter. De WSV Kraggenburg heeft een prachtige haven aan een lange kade in het Voorsterbos (route 7). We vervolgen echter onze vaartocht richting Vollenhove. Blijf binnen de betonning!

Vollenhove
De eerste vermelding van de naam Vollenhove dateert van 936. Vollenhove moet toen aan de oevers van de zoetwaterige Almare -Almere- hebben gelegen, in feite de delta van de Gelderse IJssel.  Die droge gronden liepen door tot voorbij het huidige Dronten, maar de zee rukte op. Het landschap bestond voornamelijk uit wouden en moerasgebieden, waarin nog groot wild, als beren, elanden en wilde zwijnen voorkwamen. Het was dan ook moeilijk over land bereikbaar. Het veengebied liep westwaarts helemaal door tot de Vormt, een enorme bult zand en keien waarop Urk is gebouwd en die stamt uit de laatste IJstijd en nu nog voor watersporters een gevaarlijke ondiepte is. In de periode 10e - 14e eeuw is de zoetwaterige Almere geleidelijk door vele overstromingen brak geworden en uiteindelijk veranderd in een gapende zoute wond die diep in de Nederlanden stak. De Zuiderzee was ontstaan en tot 1932 een feit. In 1354 krijgt Vollenhove van Jan van Arkel stadsrechten toegewezen. Aan het einde van de 16e eeuw heeft de stad zwaar te lijden onder aanhoudende oorlogen. In februari 1825 kende dit gebied een grote watersnoodramp. Een kwart van de provincie kwam onder water te staan met als gevolg in 1826 een koortsjaar (malaria). Velen lieten in die twee jaar het leven. In 1823 wordt besloten tot aanleg van een binnenhaven, die wordt verbonden met de grachten van een burcht, die overigens in 1854 grotendeels wordt afgebroken. In 1859 vestigen zich hier een dertigtal vissersgezinnen van Schokland, na de gedwongen ontruiming van het eiland en gebruiken de resten van de burcht voor onderdak.


De haven waar de Schokkers zich vestigden.

In 1890 wordt de buitenhaven aangelegd. Vollenhove kent dan 244 vissers en 113 vissersschepen. Het aantal vissers neemt na de afsluiting van de Zuiderzee sterk af en krijgt door de aanleg van de Noordoostpolder de genadeklap. In 1971 verdwijnt de laatste van hen. De stadsgrachten worden in 1921 gedempt en in 1955 verdwijnen de laatste resten van de burcht en de visserswoningen. Voor korte tijd kent de stad nog een opleving vanwege de werkhaven voor de aanleg van de NO-polder, maar kwijnt dan weer weg. Op dit moment kent Vollenhove steeds meer belangstelling van het toerisme. Er is een ruime jachthaven aangelegd en de overgebleven historische panden zijn in ere hersteld. je kan zowel in de buiten- als binnenhaven een plaatsje zoeken.

Blokzijl
Na Vollenhove varen we richting Blokzijl. Direct na de brug zien we aan stuurboordzijde de jachtwerf van Huisman, die wereldfaam geniet door de bouw van megajachten voor vorsten en miljonairs. We bevinden ons op het Vollenhoverkanaal dat gedeeltelijk door het Vollenhovermeer loopt en uitkomt bij de openstaande zeesluis van Blokzijl. Het stadje ontstond in de 16de eeuw, toen aan het einde van een op initiatief van de stadhouder Jan de Ligne, graaf van Aremberg, gegraven kanaal van Muggenbeet naar de Zuiderzee een ‘sijl’ (sluis) werd aangelegd. Hij liet de toegangsvaarten verbeteren en een havenkom aanleggen ten behoeve van de handel. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd de stad door Diederich van Sonoy in 1581 versterkt, om zo aan de oostzijde van de Zuiderzee een steunpunt voor de Staatse vloot en een uitvalsbasis voor de troepen tegen de Spanjaarden te krijgen. Schepen van de VOC voeren af en aan. Hun lading werd hier overgeslagen in tjalken en snikken voor transport naar het achterland. En van daar kwam via Blokzijl de turf voor het brandstofarme westen. Geen wonder dat in de Gouden Eeuw veel kooplieden en kapiteins zich vestigden rond de havenkolk.


foto met dank aan: Natuurlijk.... Overijssel!

De naam Blocksijl, ofwel versterkte sluis, is toen ontstaan. In 1672 verleende Willem III stadsrecht, als beloning voor het feit dat de oprukkende Fransen er voor het eerst tot staan werden gebracht. Na 1672 kreeg men te maken met ernstige verzanding van de haven, hongersnoden, watervloeden, pest en door deze ziekte veel wezen. In de achttiende eeuw kregen de in Blokzijl gevestigde bedrijven langzaam meer betekenis: houtzagerij, zoutziederij, kalkbranderij, leerlooierij en mattenfabricage. De zoutkeet en de kalkovens verdwenen in de loop van de negentiende eeuw en de houtzagerij, een heel belangrijke werkgever, sloot haar deuren in het begin van de jaren dertig van de 20e eeuw. Rondom de grote havenkolk (nu de jachthaven), staan nog diverse 17de- en 18de-eeuwse woonhuizen in Hollandse stijl. Het is aan te bevelen in de havenkolk een plaatsje te zoeken aan de westkant met uitzicht op de sluis naar het Noorderdiep. Het is daar in de zomer een komen en gaan van plezierjachten en bruinevloot schepen. Bij de sluis is ook het exclusieve restauranthotel "Kaatje bij de sluis" gevestigd. Kijk voor de legende van Kaatje op hun site.

Door de sluis, weinig verval, we gaan naar beneden, komen we op het Noorderdiep dat overgaat in de Valse Trog die uitkomt op het Giethoornse Meer. (beschrijving bij route 1). We zullen hier moeten kiezen voor stuurboord (korte route), of bakboord (lange route). Overigens is de sluis in de negentiende eeuw verplaatst. De zijstraat van de Bierkade, die de naam “Oude Verlaat” draagt, getuigt daar nog van. Deze sluis, die door Graaf van Aremberg in het midden van de zestiende eeuw zou zijn gegraven zou in 1913 gedempt zijn.

Korte route
Stuurboord uit komen we na het Giethoornse Meer langs het gehucht Jonen. Kijk goed uit, er is hier een kabelpontje voor voetgangers en fietsers. Na Jonen gaat het bakboord uit de Walengracht op, die door een prachtig stukje natuur met rietteelt onderbroken door berken- en elzenbosjes loopt. Er zijn aan weerszijde ruime aanleg en overnachtingsmogelijkheden. In het voorjaar en de vroege zomer kan het stikken van miniscuul kleine zwarte vliegjes, de z.g.n mietsen. Sommige mensen zijn erg aantrekkelijk voor deze mietsen of knutten en worden veelvuldig gestoken. Anderen hebben er in het geheel geen last van. Waarom de een wel en de ander niet is een raadsel. De Walengracht komt uit op het Beulaker Wijde, waar je in de vaargeul komt, die zich onmiddellijk splitst. We nemen de stuurboordgeul richting Ronduite. Op "De Beulaker" worden veelvuldig zeilwedstrijden gehouden, misschien ook een reden om in de vaargeul te blijven. De wieden zijn lang geleden ontstaan door turfwinning (vervening) met in het begin sloten en tochten, maar de vele stormen kabbelden het zachte veen steeds verder weg, waardoor uiteindelijk deze prachtige meren zijn ontstaan. De brug van Ronduite brengt ons op de Arembergergracht, die zeker tot Belt Schutsloot erg aantrekkelijk is. Het vaarwater dankt zijn naam aan Johan de Ligne, graaf van Aremberg, die de geul langs het toenmalige dorp Beulaeke rond 1560 op eigen kosten liet graven en verbeteren. Voorbij de eerste van de twee vaste bruggen kan aan de wegkant overal aangemeerd worden. In de avonduren en het weekend kan het hier druk en lawaaiig zijn door de buitenboordmotoren van vele flanerende speedboten, die overigens keurig rustig varen. Het is net een terras; zien en gezien worden, kortom; mensen kijken. De Arembergergracht komt bij Zwartsluis uit op de Arembergersluis. Een klein, in 1997 gerestaureerd sluisje, waar maar twee, hooguit drie boten geschut kunnen worden. We gaan een klein stukje omhoog en komen onder de tweede vaste brug terug op het Zwarte Water, ons uitgangspunt van de Zuiderzeeroute.

Lange route
Bakboord uit komen we via De Riete (aanlegplaatsen) bij Muggenbeet (beschrijving bij route 1) en de enige vaste brug in de "lange" route. De doorvaarthoogte is 5 meter en zal dus geen probleem opleveren voor een motorboot. Vlak voor en na de brug zijn goede aanlegplaatsen. We bevinden ons nu op de Wetering en vrij snel na de brug is er een versmalling met aan stuurboord een afslag naar het Steenwijkerdiep, die we nemen en ons in zo'n 7km door een prachtig landschap via Scheerwolde naar Steenwijk voert. Direct aan het begin, maar ook bij Scheerwolde en aan het eind bij Steenwijk zijn uitstekende aanlegplaatsen voor een overnachting. Bij het buurtschap Scheerwolde (Scaerwolde) is een bezoekje aan palingrokerij 't Diep voor een pondje paling een must. Aan het eind van het Steenwijkerdiep komen we op een driesprong van vaarwegen, het Steenwijkerdiep met Kanaal-Steenwijk-Ossenzijl en het Kanaal-Beulakerwijde-Steenwijk. Het Kanaal-Steenwijk-Ossenzijl voert ons naar Ossenzijl, het stukje rechtdoor naar de uitstekende gemeentelijke jachthaven van het oude vestingstadje Steenwijk en het Kanaal-Beulakerwijde-Steenwijk naar Giethoorn, zoals de route verder gaat. Een verdere beschrijving van deze route vind je bij route 1 en als je hier klikt kom je op het juiste punt voor het vervolg van de Zuiderzeeroute. Je komt daarmee op het Meppelerdiep en moet dan stuurboord uit tot het Zwarte Water.