beschrijving

Jacobsstaf

 


Waarneming tegen de zon in.
Uit "Svenska Ilotans Historia I".
Hoewel de uitvinding van de hoekboog veel bezwaren van de jacobsstaf onderving, bleef men het instrument, met bijbehorende vizieren, tot in de achttiende eeuw gebruiken. Conservator Henk Nieuwenhuis van het Eisinga Planetarium toont hier een "moderne" Jacobsstaf, die omstreeks 1780 gemaakt is door de Amsterdamse instrumentmaker Johannes van Keulen.
Deze ebbenhouten staf heeft meerdere latten met eigen gradenverdeling.

 

Hoekboog of Daviskwadrant

Hoekboog is de Nederlandse naam voor het daviskwadrant, door de Engelsen back-staff genoemd, omdat het met de rug naar de zon wordt gebruikt. John Davis, een Engels kapitein was, vermoedelijk omstreeks 1607, de uitvinder van dit instrument dat een verbetering ten opzichte van de jacobsstaf betekende. Door met de rug naar de zon te staan werd het tegen het felle zonlicht inkijken vermeden. Het instrument had nog een voordeel. Bij de jacobsstaf moest men tijdens de waarneming beurtelings langs boven- en onderkant van de schuif naar zon en kim kijken, wat onnauwkeurigheid in de hand werkte. Bij de hoekboog kijkt men in één richting, namelijk door het horizonvizier. Bovendien was de hoekboog voorzien van een eenvoudige nonius, zodat nauwkeuriger aflezing dan bij jacobsstaf, astrolabium en kwadrant mogelijk was. Een nadeel had de hoekboog wel en dat is dan ook de reden dat naast dit instrument de jacobsstaf zo lang is gehandhaafd. De hoekboog is slechts bruikbaar bij fel zonlicht omdat alleen dan een duidelijke schaduw op het horizonvizier valt.


De werking van een daviskwadrant.

Op de latten BC en DE zijn graadverdelingen gegraveerd, die tezamen 90° zijn (hoek BAE). De waarnemer kijkt door het oogvizier F en horizonvizier A naar de kim. Hij verschuift vizier G zodanig dat de schaduw ervan op het horizonvizier valt. De aantallen graden tussen FD en CG worden tenslotte opgeteld, de som is de hoogte van de zon hoven de kim. Op latere daviskwadranten zijn de latten BC en DE vervangen door hogen, gedeelten van concentrische cirkels met A als middelpunt.